51
Ezech. 2:9-10
Dan. 12:4
Toen zag ik dit: degene die op de troon zat had in zijn rechterhand een boekrol die aan beide kanten beschreven was en met zeven zegels was verzegeld. 2Ik zag een machtige engel die met luide stem uitriep: ‘Wie komt het toe de zegels te verbreken en de boekrol te openen?’ 3Maar er was niemand in de hemel of op aarde of onder de aarde die de boekrol kon openen en inzien. 4Het deed me veel verdriet dat blijkbaar niemand het verdiende om de boekrol te openen en hem in te zien. 5
Jes. 11:1,10
Rom. 15:12
Hebr. 7:14
Op. 22:16
Toen zei een van de oudsten tegen mij: ‘Wees niet verdrietig. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag hij de boekrol met de zeven zegels openen.’ 6
Zach. 4:10
1 Kor. 5:7
Op. 4:5
Midden voor de troon, tussen de vier wezens en de oudsten, zag ik een lam staan. Het zag eruit alsof het geslacht was en het had zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God die over de hele wereld zijn uitgestuurd. 7Het lam ging naar degene die op de troon zat en ontving de boekrol uit zijn rechterhand. 8
Op hetzelfde moment wierpen de vier wezens en de vierentwintig oudsten zich voor het lam neer. Ieder van hen had een lier en een gouden schaal vol wierook; dat zijn de gebeden van de heiligen. 9
98:1
144:9
Jes. 42:10
Op. 14:3
En ze zetten een nieuw lied in:
‘U verdient het om de boekrol te ontvangen en zijn zegels te verbreken. Want u bent geslacht en met uw bloed hebt u voor God mensen gekocht5:9 mensen gekocht – Andere handschriften lezen: ‘ons gekocht’. uit alle landen en volken, van elke stam en taal. 10
Jes. 61:6
1 Petr. 2:9
Op. 1:6
U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde.’