971
De HEER is koning – laat de aarde juichen,
laat vreugde heersen van kust tot kust.
2
In wolk en duisternis is hij gehuld,
zijn troon stoelt op recht en gerechtigheid.
3
50:3
Vuur gaat voor hem uit,
rondom verterend wie tegen hem opstaan.
4
Zijn bliksems verlichten de wereld,
de aarde ziet het en beeft.
5
De bergen smelten als was voor de HEER,
voor de Heer van heel de aarde.
6
De hemel vertelt van zijn gerechtigheid,
alle volken aanschouwen zijn majesteit.
7
Beschaamd staan zij die beelden aanbidden
en zich beroemen op goden van niets.
Voor hem moeten alle goden zich buigen.
8
Sion hoort het en verheugt zich;
de steden van Juda juichen
om uw rechtspraak, HEER.
9
U, HEER, bent de hoogste op heel de aarde,
boven alle goden hoog verheven.
10U die de HEER bemint: haat het kwade.
Hij behoedt het leven van wie hem trouw zijn,
uit de greep van de goddelozen bevrijdt hij hen.
11
36:10
112:4
Licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige,
vreugde voor de oprechten van hart.
12
Verheug u, rechtvaardigen, in de HEER,
en breng hulde aan zijn heilige naam.