1Voor de koorleider. Op de wijs van Jedutun. Een psalm van David.
2Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust,
van hem komt mijn redding.
3Hij alleen is mijn rots en mijn redding,
mijn burcht, nooit zal ik wankelen.
4Hoe lang nog vallen jullie aan op één man
en bedreigen jullie hem met de dood?
Hij is als een muur die omvalt,
als een wal die op instorten staat.
5Zij willen hem van zijn hoogte storten,
de leugen is hun lust en hun leven,
een zegenwens ligt op hun lippen,
maar in hun hart verbergt zich een vloek. sela
6Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen,
van hem blijf ik alles verwachten.
7Hij alleen is mijn rots en mijn redding,
mijn burcht, ik zal niet wankelen.
8Bij God is mijn redding en eer,
mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God.
9Vertrouw op hem, mijn volk, te allen tijde,
open voor hem uw hart,
God is onze schuilplaats. sela
10Niets dan lucht zijn de kinderen van Adam,
niets dan een leugen de mensenkinderen,
in de weegschaal gaan zij omhoog,
samen zijn zij lichter dan lucht.
11Vertrouw niet op geweld,
op iets vluchtigs als geroofd bezit,
ook al groeien geld en goed,
houd je hart ervan vrij.
12Eenmaal heeft God gesproken,
tweemaal heb ik het gehoord:
‘De macht is aan God.’
13Bij u, Heer, is ontferming,
u beloont ieder mens
naar zijn daden.