Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
2

21

2:1-2
Hand. 4:25-26
Waartoe leidt het woeden van de volken,

het rumoer van de naties? Tot niets.

2

2:2
Ps. 83:6
De koningen van de aarde komen in verzet,

de wereldmachten spannen samen

tegen de HEER en zijn gezalfde:

3‘Wij moeten hun juk afwerpen,

ons van hun boeien bevrijden.’

4

2:4
Ps. 59:9
Jes. 40:22-24
Die in de hemel troont lacht,

de Heer spot met hen.

5

2:5
Ps. 110:5
Dan spreekt hij tot hen in woede,

en zijn toorn verbijstert hen:

6‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd,

op de Sion, mijn heilige berg.’

7

2:7
Hand. 13:33
Hebr. 1:5
5:5
Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken.

Hij sprak tot mij:

‘Jij bent mijn zoon,

ik heb je vandaag verwekt.

8Vraag het mij

en ik geef je de volken in bezit,

de einden der aarde in eigendom.

9

2:9
Ps. 110:5-6
Op. 2:27
12:5
19:15
Jij kunt ze breken met een ijzeren staf,

ze stukslaan als een aarden pot.’

10

2:10
Wijsh. 6:1
Daarom, koningen, wees verstandig,

wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.

11Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,

breng hem bevend uw hulde.

12

2:12
Ps. 34:9
Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,

anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood,

want bij het geringste ontsteekt hij in toorn.

Gelukkig wie schuilen bij hem.