1291
Een pelgrimslied.
Dikwijls werd ik gekweld, van mijn jeugd af aan,
– Israël, blijf het herhalen –
2dikwijls werd ik gekweld, van mijn jeugd af aan,
maar gebroken hebben ze mij niet.
3
Ze trokken hun ploeg over mijn rug
en maakten lange voren,
4maar de HEER die rechtvaardig is,
sneed de riemen van de drijvers door.
5Beschaamd deinzen terug
allen die Sion haten,
6
ze zijn als gras op de daken
dat verdort nog voor het bloeit:
7de maaier vult er zijn hand niet mee
noch de schovenbinder zijn armen,
8
en geen voorbijganger zegt:
‘Moge de HEER u zegenen.’
Wij zegenen u in de naam van de HEER.
1301
Klaagl. 3:55
Een pelgrimslied.
Uit de diepte roep ik tot u, HEER,
2
55:2-3
Jona 2:3
Heer, hoor mijn stem,
wees aandachtig, luister
naar mijn roep om genade.
3
Als u de zonden blijft gedenken, HEER,
Heer, wie houdt dan stand?
4
Maar bij u is vergeving,
daarom eert men u met ontzag.
5
119:81
Ik zie uit naar de HEER,
mijn ziel ziet uit naar hem
en verlangt naar zijn woord,
6
mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.
7
86:15
103:8
Jes. 30:18
Israël, hoop op de HEER!
Bij de HEER is genade, bij hem
is bevrijding, altijd weer.
8
Hij zal Israël bevrijden
uit al zijn zonden.
1311
Mat. 6:8
Een pelgrimslied van David.
HEER, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.
2
66:12-13
Hos. 11:4
Mat. 18:3
Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mijn ziel in mij.
3Israël, hoop op de HEER,
van nu tot in eeuwigheid.