1201Een pelgrimslied.
Roep ik in mijn nood tot de HEER,
hij geeft mij antwoord.
2
Bevrijd mijn ziel, HEER,
van lippen die liegen,
van de tong die bedriegt.
3Wat zal je straf zijn,
bedrieglijke tong,
en wat je straf nog verzwaren?
4Pijlen, gescherpt voor de strijd,
en dan gloeiend houtskool van brem!
5Ach, dat ik moet wonen in Mesech,
ver van huis bij de tenten van Kedar.
6Te lang al woont mijn ziel
bij mensen die vrede haten.
7Spreek ik woorden van vrede,
zij willen oorlog.
1211Een pelgrimslied.
Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
van waar komt mijn hulp?
2
Mijn hulp komt van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.
3
66:9
Hij zal je voet niet laten wankelen,
hij zal niet sluimeren, je wachter.
4Nee, hij sluimert niet,
hij slaapt niet,
de wachter van Israël.
5
De HEER is je wachter,
de HEER is de schaduw
aan je rechterhand:
6
overdag kan de zon je niet steken,
bij nacht de maan je niet schaden.
7
De HEER behoedt je voor alle kwaad,
hij waakt over je leven,
8
de HEER houdt de wacht
over je gaan en je komen
van nu tot in eeuwigheid.
1221
84:2-5
Een pelgrimslied van David.
Verheugd was ik toen ik hoorde:
‘Wij gaan naar het huis van de HEER,’
2verheugd ben ik, nu onze voeten staan
binnen je poorten, Jeruzalem.
3
Jeruzalem, als een stad gebouwd,
hecht en dicht opeen.
4
Daar komen de stammen samen,
de stammen van de HEER,
om Israëls plicht te vervullen,
te prijzen de naam van de HEER.
5
Daar zetelt het gerecht,
daar troont het huis van David.
6Vraag om vrede voor Jeruzalem:
‘Dat rust hebben wie van je houden,
7dat vrede heerst binnen je muren
en rust in je vesting.’
8Om mijn verwanten en vrienden
zeg ik: ‘Vrede zij in jou.’
9
Om het huis van de HEER, onze God,
wens ik je al het goede.