1-2De HEER had Israël aan alle grenzen rust gegeven door het volledig van zijn vijanden te verlossen. Vele jaren later riep Jozua, die toen op hoge leeftijd was gekomen, heel Israël, de oudsten, stamhoofden, rechters en griffiers bijeen. Hij zei tegen hen: ‘Ik heb niet lang meer te leven. 3U hebt zelf kunnen zien wat de HEER, uw God, met al die volken heeft gedaan. Hij was het immers die voor u streed. 4Ik heb voor uw stammen door loting het land verdeeld van de volken die ik heb uitgeroeid, van de Jordaan tot aan de Grote Zee in het westen; en eveneens het land van de volken die nog zijn overgebleven. 5Die zal de HEER, uw God, zelf voor u uit hun land verdrijven. Dan kunt u het in bezit nemen, zoals hij heeft beloofd. 6Wees daarom zeer standvastig met betrekking tot de voorschriften van Mozes. Wijk daar op geen enkele manier van af. 7Vermeng u niet met die vreemde volken die nog bij u overgebleven zijn. Neem de naam van hun goden niet in de mond en zweer er nooit bij, dien die niet en buig u nooit voor ze neer. 8U moet alleen de HEER, uw God, zijn toegedaan, zoals u dat tot nu toe bent geweest. 9De HEER verdreef grote en machtige volken voor u, niemand kon tegen u standhouden, tot op de dag van vandaag. 10Hoe vaak kwam het niet voor dat slechts een van u wel duizend man achtervolgde? Dat kwam doordat het de HEER was, uw God, die voor u streed, zoals hij had beloofd. 11Daarom is het voor u van levensbelang hem lief te hebben. 12-13Weet dat wanneer u zich van hem afwendt en bevriend raakt met die volken die nog bij u overgebleven zijn, wanneer u zich daarmee vermengt door huwelijken met ze aan te gaan, dan zal de HEER, uw God, die volken niet meer voor u verdrijven. Dan worden ze voor u een klapnet en een valstrik, een zweep die u geselt en een doorntak die u de ogen uitsteekt, net zolang tot u allemaal bent weggevaagd uit dit goede land dat de HEER, uw God, u gegeven heeft. 14Luister. Nu ik de weg moet gaan die ieder mens wacht, moet u goed beseffen dat de HEER, uw God, geen van de beloften heeft gebroken die hij u heeft gedaan. Hij heeft ze alle gestand gedaan, hij heeft er niet één gebroken. 15-16Maar zoals hij u de voorspoed heeft geschonken die hij had beloofd, zo zal hij elk mogelijk onheil over u brengen wanneer u de regels van het verbond overtreedt die hij u heeft opgelegd. Wanneer u andere goden gaat dienen en u voor ze neerbuigt, zal hij u wegvagen uit dit goede land dat hij u gegeven heeft. Dan zal zijn woede tegen u losbarsten en zult u heel snel worden weggevaagd uit dit goede land, dat u van hem gekregen hebt.’