Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
2

Lijst van teruggekeerde ballingen

21-2

2:1-70
Neh. 7:6-72
Hier volgt een lijst van inwoners van de provincie Juda die zijn teruggekeerd uit de ballingschap in Babylonië, waarheen zij eerder waren weggevoerd door koning Nebukadnessar. Zij zijn teruggekeerd met Zerubbabel, Jesua, Nechemja, Seraja, Reëlaja, Mordechai, Bilsan, Mispar, Bigwai, Rechum en Baäna, en vestigden zich in Jeruzalem en Juda, in hun eigen steden.

De aantallen:

Israëlitische mannen:

32172 afstammelingen van Paros

4372 afstammelingen van Sefatja

5775 afstammelingen van Arach

62812 afstammelingen van Pachat-Moab, en wel de nakomelingen van Jesua en Joab2:6 Jesua en Joab – Volgens sommige oude vertalingen. MT: ‘Jesua Joab’.

71254 afstammelingen van Elam

8945 afstammelingen van Zattu

9760 afstammelingen van Zakkai

10642 afstammelingen van Bani

11623 afstammelingen van Bebai

121222 afstammelingen van Azgad

13666 afstammelingen van Adonikam

142056 afstammelingen van Bigwai

15454 afstammelingen van Adin

1698 afstammelingen van Ater, en wel de nakomelingen van Chizkia

17323 afstammelingen van Besai

18112 afstammelingen van Jora

19223 afstammelingen van Chasum

2095 afstammelingen van Gibbar

21123 inwoners van Betlehem

2256 inwoners van Netofa

23128 inwoners van Anatot

2442 inwoners van Azmawet

25743 inwoners van Kirjat-Jearim, Kefira en Beërot

26621 inwoners van Rama en Geba

27122 inwoners van Michmas

28223 inwoners van Betel en Ai

2952 inwoners van Nebo

30156 afstammelingen van Magbis

311254 afstammelingen van een andere Elam

32320 afstammelingen van Charim

33725 inwoners van Lod, Chadid en Ono

34345 inwoners van Jericho

353630 inwoners van Senaä.

36Priesters:

973 afstammelingen van Jedaja, en wel het geslacht van Jesua

371052 afstammelingen van Immer

381247 afstammelingen van Paschur

391017 afstammelingen van Charim.

40Levieten:

74 afstammelingen van Jesua en Kadmiël, en wel de nakomelingen van Hodawja.

41Tempelzangers:

128 afstammelingen van Asaf.

42Poortwachters:

in totaal 139 afstammelingen van Sallum, Ater, Talmon, Akkub, Chatita en Sobai.

43Tempelknechten:

afstammelingen van Sicha, Chasufa, Tabbaot,

44Keros, Siaha, Padon,

45Lebana, Chagaba, Akkub,

46Chagab, Salmai, Chanan,

47Giddel, Gachar, Reaja,

48Resin, Nekoda, Gazzam,

49Uzza, Paseach, Besai,

50Asna, Meünim, Nefusim,

51Bakbuk, Chakufa, Charchur,

52Baslut, Mechida, Charsa,

53Barkos, Sisera, Temach,

54Nesiach en Chatifa.

55Afstammelingen van de slaven van Salomo:

afstammelingen van Sotai, Soferet, Peruda,

56Jaäla, Darkon, Giddel,

57Sefatja, Chattil, Pocheret-Hassebaïm en Ami,

58in totaal 392 tempelknechten en afstammelingen van de slaven van Salomo.

59-60Verder nog zij die kwamen uit Tel-Melach, Tel-Charsa, Kerub, Addan en Immer, 652 afstammelingen van Delaja, Tobia en Nekoda. Zij konden echter niet aantonen dat de families waartoe zij behoorden Israëlitisch waren. 61Dat gold ook voor de priesterfamilies Chobaja, Hakkos en Barzillai (zij heetten zo sinds hun stamvader een van de dochters van de Gileadiet Barzillai tot vrouw genomen had). 62Zij zochten naar het schriftelijke bewijs dat ze in de geslachtsregisters waren ingeschreven, maar ze vonden het niet. Op grond daarvan werden ze onrein verklaard en van het priesterschap uitgesloten. 63
2:63
Ex. 28:30
Num. 27:21
Deut. 33:8
De landvoogd liet hun weten dat ze niet van de allerheiligste offergaven mochten eten totdat er een priester was die met behulp van de orakelstenen uitspraak kon doen.

64De hele gemeenschap telde in totaal 42.360 personen. 65Daarbij kwamen nog 7337 slaven en slavinnen, 200 zangers en zangeressen, 66736 paarden, 245 muildieren, 67435 kamelen en 6720 ezels.

68Toen zij aankwamen bij de tempel van de HEER in Jeruzalem, droeg een aantal familiehoofden een vrijwillige bijdrage af voor de herbouw ervan op de vroegere plaats. 69Zij brachten naar vermogen het volgende kapitaal bijeen: 61.000 gouden drachmen, 5000 zilveren minen en 100 priestergewaden.

70

2:70-3:1
Neh. 7:72-8:1
2:70
1 Kron. 9:2
Neh. 11:3
De priesters, de Levieten en een deel van het volk, de tempelzangers, de poortwachters en de tempelknechten vestigden zich in hun eigen steden, en alle andere Israëlieten in de overige steden.