11Paulus, Silvanus en Timotheüs aan de gemeente van de Thessalonicenzen, die in God, onze Vader, en de Heere Jezus Christus is:
2
1 Thess. 1:1
1 Petr. 1:2
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.
3
Filipp. 1:3
Kol. 1:3
1 Thess. 1:2
Wij moeten God altijd voor u danken, broeders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen tot elkaar steeds toeneemt,
4zodat wij zelf
over u roemen in de gemeenten van God vanwege uw volharding en geloof in al uw vervolgingen en in de verdrukkingen die u verdraagt:
5
een teken van Gods rechtvaardig oordeel dat u het Koninkrijk van God waardig geacht wordt,
waarvoor u ook lijdt.
6
Het is immers rechtvaardig van God verdrukking te vergelden aan hen die u verdrukken,
7en aan u die verdrukt wordt, samen met ons verlichting te geven
bij de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht,
8
wanneer Hij met vlammend vuur wraak oefent
over hen die God niet kennen, en over hen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.
9
Zij zullen als straf het eeuwig verderf ondergaan, weg van het aangezicht van de Heere en van de heerlijkheid van Zijn macht,
10
1 Thess. 1:10
Openb. 1:7
wanneer Hij zal gekomen zijn om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die geloven (want bij u vond ons getuigenis geloof).
11Daarom bidden wij ook altijd voor u dat onze God u de roeping waard acht en Hij al het welbehagen van Zijn goedheid en het werk van het geloof met kracht volbrengt,
12opdat de Naam van onze Heere Jezus Christus in u verheerlijkt wordt, en u in Hem, overeenkomstig de genade van onze God en van de Heere Jezus Christus.