Ruth en Boaz krijgen een zoon
Iemand moet het land van Noömi kopen
1Die dag ging Boaz naar het plein bij de stadspoort. Daar ging hij zitten. Toen kwam de man voorbij die eigenlijk voor Ruth en Noömi moest zorgen. Hoe die man heet, is niet belangrijk. Boaz riep hem, en de man kwam bij Boaz zitten. 2Boaz haalde er ook nog tien mannen van het stadsbestuur bij.
Iedereen ging zitten. 3Toen zei Boaz tegen de man die voor Noömi en Ruth moest zorgen: ‘Je weet dat Noömi uit Moab teruggekomen is zonder haar man Elimelech. Elimelech was familie van jou en van mij. Nu wil Noömi het land van Elimelech verkopen. Maar het moet in de familie blijven. 4Mijn vraag is: Wil jij het kopen?
Als je ja zegt, weet iedereen hier bij de poort dat het van jou is. Jij hebt als eerste het recht om het te kopen. Maar als jij niet wilt, moet je het zeggen. Dan koop ik het.’
Ruth hoort bij het land
‘Ik wil het land wel kopen,’ zei de man. 5Toen zei Boaz: ‘Als je het land van Noömi koopt, dan is Ruth ook van jou. Ruth is die vrouw uit Moab. Ze was getrouwd met een zoon van Noömi en Elimelech. Als jij en Ruth kinderen krijgen, blijft het land in de familie van Elimelech.’
6-8De man zei: ‘Dat kan ik niet doen. Dan hebben mijn eigen kinderen later niets aan dat land. Koop jij het maar. Ik kan het niet doen.’ En meteen trok die man één van zijn schoenen uit. Want dat deden ze vroeger in Israël, als ze iets wilden kopen of ruilen. Je gaf dan je schoen aan de tegenpartij. En dan was de zaak officieel geregeld.
Boaz koopt het land
9Boaz zei tegen de mannen van het stadsbestuur en tegen de andere mensen: ‘Jullie zien allemaal wat hier gebeurt. Ik koop van Noömi het land van Elimelech. En ook alles wat van haar zonen geweest is. 10En Ruth is dan ook van mij. Zij is de vrouw uit Moab die met de zoon van Elimelech getrouwd was. Zij wordt mijn vrouw. Het land blijft op naam van Elimelech staan. Zo zal de naam van Elimelech niet vergeten worden in de familie en in de stad. Vinden jullie dat goed?’
Iedereen wenst Boaz geluk
11-12Alle mensen bij de poort zeiden: ‘Ja, dat is goed. We hopen dat de Heer veel kinderen geeft aan je vrouw, net als vroeger aan Rachel en Lea. Door die twee vrouwen is Israël een groot volk geworden. We hopen dat het met jou net zo zal gaan als met Peres, de zoon van Tamar en Juda. Dat je net als hij een grote familie krijgt, samen met Ruth. Dan zul je hier in Betlehem in Efrata een belangrijke man zijn.’
Ruth krijgt een zoon
13Ruth werd de vrouw van Boaz en ze sliepen met elkaar. De Heer liet Ruth zwanger worden en ze kreeg een zoon.
14Toen zeiden de vrouwen van de stad tegen Noömi: ‘Dank de Heer! Hij heeft je vandaag een kleinzoon gegeven die voor je kan zorgen. Later zullen de mensen in Israël zich dit kind nog steeds herinneren. 15Hij zal weer geluk in je leven brengen en voor je zorgen als je oud bent. Je hebt dit kind gekregen van je schoondochter Ruth. Zij houdt veel van je. En ze is meer waard dan zeven zonen!’
16Noömi nam het kind op schoot en ging voor hem zorgen. 17Toen zeiden de buurvrouwen: ‘Kijk, Noömi heeft een zoon gekregen!’ Ze noemden het kind Obed.
Ruth is familie van David
Obed, de zoon van Ruth, werd later de vader van Isaï, en die werd weer de vader van David. 18-22Dit zijn de voorouders van David: Peres, Chesron, Ram, Amminadab, Nachson, Salmon, Boaz, Obed, en Isaï, de vader van David.