Begin van het boek
Waar gaat dit boek over?
1-2In dit boek staat wat er binnenkort gaat gebeuren. God heeft zijn plannen aan Jezus Christus verteld, zodat Jezus ze aan de christenen bekend kon maken. Jezus stuurde een engel naar zijn dienaar Johannes. Die engel liet in een droom aan Johannes zien wat er zou gaan gebeuren.
Johannes heeft in dit boek opgeschreven wat hij zag. Zo geeft hij de plannen van God en Jezus Christus door.
3Gelukkig zijn de mensen die dit boek voorlezen! En gelukkig zijn de mensen die ernaar luisteren en doen wat er in dit boek staat. Want het duurt niet lang meer voordat al die dingen gaan gebeuren!
Brieven aan de zeven kerken
Johannes groet de christenen
4-5Van Johannes. Aan de christenen van de zeven kerken in Asia.
Ik wens jullie toe dat God, en de zeven goede geesten die voor zijn troon staan, en Jezus Christus goed voor jullie zijn. En dat zij jullie vrede geven.
God is er, hij was er, en hij zal komen. En op Jezus Christus kunnen jullie vertrouwen. Hij spreekt de waarheid. Hij heeft als eerste de dood overwonnen, en hij is de machtigste koning van de aarde.
Jezus houdt van ons. Hij is gestorven om ons te bevrijden van onze zonden. 6Hij heeft van ons een volk van priesters gemaakt, zodat wij God, de Vader, kunnen dienen. Alle eer en macht aan Jezus, voor altijd en eeuwig! Amen.
Johannes vertelt over de toekomst
7Jezus Christus zal op de wolken uit de hemel komen. Iedereen zal hem zien, ook de mensen die hem gedood hebben. Dan zullen alle mensen op aarde om hem huilen en jammeren. Ja, zo zal het gaan!
8God, de Heer, zegt: ‘Ik ben de machtige God! Ik ben het begin en het einde. Ik ben degene die er is, die er was, en die zal komen.’
Johannes vertelt over een droom
9Vrienden, ik heb het moeilijk, net als jullie. Maar omdat we samen Gods volk zijn, zullen we geduldig volhouden. En Jezus zal ons helpen.
Ik vertelde de mensen over God en over Jezus. Daardoor kwam ik op het eiland Patmos terecht. 10Op een zondag, de dag van de Heer, kreeg ik een bijzondere droom. Ik hoorde een luide stem achter me, een stem die klonk als een trompet. 11De stem zei: ‘Schrijf in een boek alles op wat je ziet. En stuur dat boek naar de zeven kerken in Asia: naar Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea.’
Johannes ziet Jezus in zijn droom
12Ik wilde zien wie er tegen me sprak, en draaide me om. Ik zag zeven gouden kandelaars. 13En tussen de kandelaars stond iemand die eruitzag als een mens.
Hij had een lange mantel aan, en een gouden band om zijn borst. 14Zijn haar was zo wit als witte wol, het was zo wit als sneeuw. Zijn ogen schitterden als vlammen. 15Zijn voeten hadden een felle glans, net als gesmolten koper. En zijn stem klonk als het geluid van de bulderende zee. 16In zijn rechterhand had hij zeven sterren. Uit zijn mond kwam een scherp zwaard, en zijn gezicht straalde zo fel als de zon.
17Toen ik hem zag, schrok ik heel erg, en ik viel languit op de grond alsof ik dood was. Maar hij legde zijn rechterhand op me en zei:
‘Je hoeft niet bang te zijn. Ik ben de eerste en de laatste. 18Ik ben degene die leeft! Ik was dood, maar nu leef ik voor altijd en eeuwig. Ik heb de macht gekregen over de dood en het land van de dood.
19Schrijf op wat je gezien hebt. Vertel wat er nu gebeurt, en wat er daarna zal gebeuren.
20Ik zal je vertellen wat de zeven sterren in mijn rechterhand en de zeven gouden kandelaars betekenen. De zeven kandelaars zijn de zeven kerken, en de zeven sterren zijn de engelen die bij die kerken horen.