Psalm 54
541Een lied van David. Voor de zangleider. Bij dit lied wordt op een harp gespeeld.
2David maakte dit lied toen de inwoners van de stad Zif hem verraden hadden. Want ze hadden aan koning Saul verteld dat David zich bij hen verstopt had.
3Red mij, God!
U bent machtig, help mij!
4God, hoor mijn gebed,
luister naar mijn woorden.
5Want vijanden vallen mij aan,
met geweld proberen ze mij te doden.
En aan u denken ze niet.
6God, u zult mij helpen.
Heer, u geeft mij kracht.
7Laat mij nu niet in de steek!
Straf mijn tegenstanders en vernietig ze.
8Dan zal ik u een offer brengen.
Dan zal ik u danken, Heer,
want u bent goed.
9U zult mij bevrijden uit alle gevaar,
u zult mijn vijanden verslaan.
Psalm 55
551Een lied van David. Voor de zangleider. Bij dit lied wordt op een harp gespeeld.
2God, luister naar mijn gebed,
verberg u niet als ik om hulp roep.
3Hoor mij en geef mij antwoord!
Ongelukkig loop ik rond,
ik ben wanhopig.
4Mijn vijanden maken me bang,
ze schreeuwen tegen mij.
Ze zijn slecht, ze brengen ellende.
Woedend vallen ze mij aan.
5Mijn hart bonst hevig,
ik ben doodsbang.
6Ik beef van angst,
mijn hele lichaam trilt.
7O, had ik maar vleugels,
net als een duif!
Dan zou ik wegvliegen,
op zoek naar rust.
8Ver weg zou ik vluchten,
’s nachts zou ik slapen in de woestijn.
9Ik zou vluchten naar een veilige plek,
waar wind en storm me niet kunnen raken.
10Heer, breng mijn vijanden in verwarring,
laat ze voor altijd zwijgen.
Want nu is er ruzie en geweld in de stad,
11dag en nacht zie ik mijn vijanden vechten.
De stad is vol ellende en verdriet.
12Overal dreigt gevaar,
iedereen bedriegt elkaar.
13Niet alleen mijn vijanden lachen mij uit,
daar kan ik nog wel tegen!
Niet alleen mijn tegenstanders spotten met mij,
voor hen kan ik me verstoppen.
14Maar zelfs mijn vriend is een vijand geworden!
Hij was mijn beste vriend,
een mens zoals ikzelf.
Ik vertrouwde hem helemaal.
15Samen waren we vrolijk,
samen gingen we naar de tempel.
Daar vierden we feest met iedereen.
En toch is hij nu mijn vijand.
16Heer, laat al mijn vijanden sterven,
stuur ze levend naar het land van de dood!
Want ze zijn slecht,
ze brengen alleen maar ellende.
17-18En ik? Ik roep naar God,
hij zal mij redden.
De hele dag ben ik verdrietig,
maar de Heer hoort mij.
19Hij zal mij redden, hij zal mij rust geven,
hij zal mij beschermen tegen mijn vijanden,
ook al zijn het er nog zo veel.
20God zal mij horen.
Hij is voor altijd koning,
hij zal mijn vijanden straffen.
Want zij hebben geen eerbied voor God,
ze zijn slecht en ze blijven slecht.
21Ze verraden hun vrienden,
en ze doen niet wat ze beloven.
22Ze zeggen prachtige dingen,
maar hun hart is vol haat.
Hun woorden klinken mooi,
maar ze zijn zo scherp als een mes.
23Vertrouw op de Heer als het leven zwaar is.
Hij zal voor je zorgen.
Goede mensen laat hij nooit in de steek.
24God stuurt zijn vijanden naar het land van de dood.
Moordenaars en bedriegers zijn het!
Hij laat ze sterven als ze nog jong zijn.
Maar ik, ik mag op God vertrouwen.
Psalm 56
561Een gebed van David. Voor de zangleider. Op de wijs van het lied ‘Een stille duif in de verte’.
David sprak dit gebed uit toen de Filistijnen hem gevangennamen in de stad Gat.
2Help mij, God,
want mijn vijanden achtervolgen mij.
Steeds vallen ze me aan,
3telkens proberen ze me te grijpen.
Ze willen met me vechten,
ze denken dat ze sterker zijn dan ik.
4Ik ben bang, maar ik vertrouw op u.
5Op u vertrouw ik, God.
Ik wil voor u zingen,
want u hebt beloofd om mij te helpen.
Op u vertrouw ik.
Ik zal niet bang zijn,
want mensen kunnen mij geen kwaad doen.
6Mijn vijanden beledigen mij de hele dag,
ze willen mij alleen maar kwaad doen.
7Ze zitten maar te kijken,
ze kijken naar alles wat ik doe.
Ze wachten tot ze me kunnen doden.
8Straf mijn vijanden, God!
Laat uw woede zien en dood hen.
9U weet precies wat ik heb meegemaakt,
u kent mijn verdriet.
Het staat allemaal in uw boek.
10Als ik u om hulp vraag,
dan zullen mijn vijanden vluchten.
Want ik weet: u bent mijn God.
11Op u vertrouw ik, God,
ik wil voor u zingen.
Op u vertrouw ik, Heer,
want u hebt beloofd om mij te helpen.
12Op u vertrouw ik, God.
Ik ben niet bang,
want mensen kunnen mij geen kwaad doen.
13God, ik heb u offers beloofd,
offers om u te danken.
14Want u redt mij van de dood,
u zorgt dat ik niet sterf.
U beschermt mij, God.
Ik mag leven in uw licht.