Psalm 130
1301Een lied voor de reis naar Jeruzalem.
Ik ben wanhopig, Heer!
Daarom roep ik naar u.
2Heer, hoor mijn stem,
luister naar mij,
hoor hoe ik smeek!
3Heer, als u steeds op onze zonden let,
dan zijn wij altijd schuldig.
4Maar u vergeeft ons,
en daarom eren wij u!
5Ik verlang naar de Heer,
ik wacht op hem,
ik vertrouw op zijn woorden.
6Ik verlang naar de Heer,
meer dan een nachtwaker verlangt naar de ochtend,
naar het licht van de nieuwe dag.
7Volk van Israël, vertrouw op de Heer!
Want hij is goed en trouw,
hij bevrijdt ons, altijd weer.
8De Heer zal ons van alle schuld bevrijden.
Psalm 131
1311Een lied van David. Voor de reis naar Jeruzalem.
Heer, ik voel me niet beter dan anderen,
ik denk niet dat ik belangrijk ben
of dat ik alles kan.
2Nee, ik ben rustig en stil,
ik voel me veilig bij u,
zoals een kind in de armen van zijn moeder.
3Israël, vertrouw op de Heer,
nu en altijd!
Psalm 132
1321Een lied voor de reis naar Jeruzalem.
Heer, denk aan David!
Vergeet niet wat hij voor u gedaan heeft.
2Want hij heeft u een belofte gedaan,
hij heeft u plechtig beloofd:
‘U bent de Heer, de God van Jakob.
3Ik zal niet naar huis gaan,
ik zal geen plek zoeken om te rusten,
4ik zal niet proberen te slapen,
ik zal mijn ogen niet dichtdoen,
5voordat ik een plek gevonden heb voor u, Heer,
een woning voor u, machtige God van Jakob.’
6In Efrata hoorden wij
dat de heilige kist van God in Jaär stond.
Wij vonden hem daar
en brachten hem naar de tempel.
7Laten we nu weer naar de tempel gaan,
en buigen voor de troon van God.
8Kom, Heer!
Kom in uw tempel wonen,
hier bij uw heilige kist,
het teken van uw macht.
9Laten alle priesters goed en eerlijk zijn,
laat uw volk juichen!
10Heer, bescherm de koning die u uitgekozen hebt.
Want dat hebt u beloofd aan David, uw dienaar.
11U hebt beloofd om hem trouw te blijven,
en dat zal altijd zo zijn.
U hebt tegen hem gezegd:
‘David, één van jouw zonen zal koning zijn.
12En als hij zich houdt aan mijn wetten,
en aan de regels die ik hem leer,
zal ook zijn zoon weer koning zijn.
Zo zal het altijd doorgaan.’
13Heer, u hebt Sion uitgekozen,
in die stad wilt u voor altijd wonen.
14U hebt gezegd: ‘Dit zal mijn woonplaats zijn,
hier zal ik altijd blijven,
want altijd heb ik Sion liefgehad.
15Ik geef arme mensen in Sion te eten,
ze krijgen genoeg, meer dan genoeg.
16De priesters van Sion zullen goed en eerlijk zijn,
want ik zal hen helpen.
Het volk zal juichen van vreugde.
17In Sion geef ik macht aan Davids familie,
ik geef geluk aan de koning die ik heb uitgekozen.
18Ik zal zorgen dat hij zijn vijanden overwint,
hij zal voor altijd een machtige koning zijn!’