Psalm 10
101Waarom bent u zo ver weg, Heer?
Waarom verbergt u zich in moeilijke tijden?
2Mensen die u niet trouw zijn,
onderdrukken mensen zonder macht.
Heer, laat slechte mensen zelf de pijn voelen
die ze anderen aandoen!
3Slechte mensen vinden zichzelf geweldig.
Ze zijn trots op hun rijkdom,
maar ze zijn rijk geworden door te stelen.
Intussen vervloeken ze de Heer,
ze zeggen: ‘Ik heb God niet nodig.’
4Slechte mensen vinden zichzelf geweldig.
Ze denken: Er is geen God,
dus hij kan me ook niet straffen.
5Alles wat ze doen, gaat goed.
Gods oordeel vinden ze niet belangrijk,
en ze lachen om kritiek van andere mensen.
6Ze denken: Ik ben sterk,
er zal met mij niets ergs gebeuren, nooit.
7Ze liegen en bedriegen,
ze zijn oneerlijk en gemeen.
8Ze verbergen zich op stille plaatsen.
Daar kijken ze om zich heen
of ze onschuldige mensen kunnen doden.
De hele dag kijken ze rond
of ze iemand kunnen doodslaan.
9Ze lijken op leeuwen, verstopt in de struiken,
klaar om andere dieren te vangen.
Zo vangen slechte mensen anderen,
zo vangen ze mensen zonder macht.
10Ze duwen hen op de grond
en ze trappen hen dood.
11Slechte mensen denken:
God let niet op.
Hij kijkt niet, hij ziet niets.
12Kom, Heer, en help!
Vergeet zwakke en arme mensen niet.
13Hoe kan het toch
dat slechte mensen geen eerbied voor u hebben?
Hoe kan het toch dat ze zeggen:
‘God straft ons niet’?
14Maar u bent niet blind, God.
U ziet alle ellende en al het verdriet,
en u wilt altijd helpen.
U bent een steun voor mensen zonder macht,
u beschermt mensen voor wie niemand zorgt.
15Stop de macht van slechte mensen.
Straf hen, totdat er geen kwaad meer is.
16Want u bent koning voor eeuwig en altijd.
Mensen die u niet willen dienen,
jaagt u weg uit uw land.
17Heer, u hoort wat arme mensen vragen.
U hoort ze, u geeft ze kracht.
18U beschermt mensen die onderdrukt worden,
u helpt mensen voor wie niemand zorgt.
Niemand kan hen uit uw land wegjagen.
Psalm 11
111Een lied van David. Voor de zangleider.
Bij de Heer ben ik veilig.
Mensen zeggen tegen mij:
‘Vlucht naar de bergen,
vlucht zo snel als je kunt!
2Want slechte mensen richten hun pijlen op jou,
ze vallen ’s nachts eerlijke mensen aan.
3Het recht verandert in onrecht,
en goede mensen kunnen er niets tegen doen.’
Maar ik weet dat ik veilig ben bij de Heer.
4De Heer woont in zijn heilige paleis.
Vanuit de hemel ziet hij de mensen,
hij weet wat ze denken.
5De Heer kijkt of mensen goed of slecht zijn.
Hij haat mensen die geweld gebruiken.
6Hij straft hen,
hij vernietigt hen met vuur.
Want hij is woedend.
7De Heer is een eerlijke rechter,
hij houdt van mensen die goed doen.
Zij mogen bij hem komen.
Psalm 12
121Een lied van David. Voor de zangleider. Bij dit lied wordt op een harp met acht snaren gespeeld.
2Help toch, Heer!
Want niemand is nog trouw aan u.
Niemand is nog te vertrouwen,
3de mensen liegen tegen elkaar,
niemand spreekt de waarheid.
4Heer, laat die leugenaars zwijgen,
laat die opscheppers hun mond houden!
5Ze zeggen: ‘Met een grote mond lukt alles!
Kijk maar, niemand is zo sterk als wij.’
6De Heer zegt:
‘Arme mensen worden onderdrukt,
maar ik kom ze helpen.
Ze zijn machteloos,
maar ik hoor hoe ze klagen.
Ik zal hen uit hun ellende bevrijden!’
7De Heer doet wat hij belooft.
Op hem kun je vertrouwen,
dat is zeker!
8Heer, help mensen die onderdrukt worden,
bescherm hen tegen leugenaars.
9Overal zijn verraders,
en slechte mensen doen steeds meer kwaad.