171Je kunt beter een stuk droog brood hebben en vrede,
dan een groot feestmaal en ruzie.
2Een wijze slaaf zal de plaats innemen van een dwaze zoon,
en hij zal met de andere zonen de erfenis delen.
3De Heer onderzoekt of onze gedachten goed zijn,
net zoals een smid kijkt of zilver en goud zuiver zijn.
4Slechte mensen luisteren graag naar slechte woorden,
bedriegers luisteren graag naar leugens.
5Als je zwakke mensen onderdrukt, beledig je God.
Als je geniet van de ellende van anderen, word je gestraft.
6Het grootste geschenk voor grootouders zijn hun kleinkinderen,
en kinderen zijn trots op hun ouders.
7Het is vreemd als dwaze mensen mooie woorden spreken,
maar het is nog vreemder als goede mensen liegen.
8Mensen die anderen omkopen met geschenken,
denken dat ze daarmee overal succes zullen hebben.
9Als je je vrienden niet wilt verliezen, moet je hun fouten vergeven.
Want anders raak je de vriendschap kwijt.
10Verstandige mensen leren meer van één boze blik,
dan dwaze mensen leren van honderd strenge straffen.
11Ongehoorzame mensen willen alleen maar ruzie.
Daarom zullen ze streng gestraft worden.
12Het is gevaarlijker om een dwaas tegen te komen,
dan een berin waarvan de jongen zijn weggehaald.
13Als je slecht bent voor iemand die goed is voor jou,
zul je altijd in ellende leven.
14Een ruzie lijkt op een dijk die doorbreekt:
één verkeerd woord kan veel ellende veroorzaken.
15De Heer wil niet dat onschuldige mensen worden gestraft,
en dat schuldige mensen worden vrijgesproken.
16Als je dwaas bent, heb je niets aan geld,
want van geld word je niet wijs.
17Een vriend blijft je altijd trouw.
Een broer of zus helpt je in moeilijke tijden.
18Het is dom om de schulden van een ander te betalen.
Je bent een dwaas als je dat plechtig belooft.
19Mensen die graag ruziemaken, houden van geweld.
Mensen die spotten met anderen, worden zwaar gestraft.
20Onbetrouwbare mensen vinden geen geluk.
Mensen die liegen, komen in moeilijkheden.
21Dwaze kinderen doen hun ouders verdriet.
Ze geven hun ouders geen vreugde.
22Vrolijke gedachten houden je gezond,
maar sombere gedachten maken je ziek.
23Slechte mensen zijn oneerlijk.
Ze laten andere mensen kwaad doen,
en betalen hen daarvoor.
24Verstandige mensen zoeken altijd naar wijsheid,
maar dwaze mensen zijn altijd zinloos bezig.
25Dwaze kinderen doen hun vader verdriet,
ze doen hun moeder pijn.
26Je mag onschuldige mensen geen boete geven.
Je mag goede en eerlijke mensen niet straffen.
27Verstandige mensen denken na voordat ze iets zeggen.
Wijze mensen blijven altijd kalm.
28Zelfs dwaze mensen lijken verstandig als ze zwijgen,
en domme mensen lijken wijs als ze hun mond houden.
181Eigenwijze mensen doen alleen wat ze zelf willen.
Ze verzetten zich tegen goede raad.
2Dwaze mensen willen niet wijs worden.
Ze willen alleen hun eigen mening geven.
3Slechte mensen worden bespot.
Ze worden uitgelachen om hun slechte gedrag.
4De woorden van goede mensen geven kracht,
ze brengen wijsheid en geluk.
5Je mag schuldige mensen niet vrijspreken,
je mag onschuldige mensen niet straffen.
6Dwaze mensen zorgen met hun woorden voor ruzie.
Alles wat ze zeggen, geeft problemen.
7Dwaze mensen gaan dood door hun eigen woorden,
ze sterven omdat ze domme dingen zeggen.
8Mensen luisteren graag naar roddels,
net zoals ze graag zoete dingen eten.
9Als je lui bent, maak je jezelf uiteindelijk kapot.
10Goede mensen zijn veilig bij de Heer,
net zo veilig als in een stad met een sterke toren.
11Rijke mensen denken dat ze veilig zijn,
ze denken dat hun bezit hen beschermt.
12Als je jezelf geweldig vindt, zul je het moeilijk hebben,
maar als je bescheiden bent, krijg je van iedereen respect.
13Als je meteen reageert zonder goed te luisteren,
ben je een dwaas en maak je jezelf belachelijk.
14De wil om te leven kan zieke mensen genezen.
Zonder die wil worden ze niet beter.
15Verstandige mensen zoeken naar kennis,
wijze mensen zoeken naar inzicht.
16Mensen die geschenken uitdelen,
krijgen daarmee aandacht van machtige mensen.
17Je moet altijd twee kanten van een verhaal horen,
want dan weet je pas wie er gelijk heeft.
18Je kunt een ruzie laten stoppen door het lot te werpen.
Zo kun je zelfs de grootste ruziemakers rustig krijgen.
19Het is makkelijker om een sterke stad te veroveren,
dan om een woedende vriend rustig te krijgen.
20Als je wijze dingen zegt, voel je je goed.
Wijze woorden maken je gelukkig.
21Woorden kunnen goed doen of kwaad doen.
Denk dus goed na voordat je iets zegt.
22Een man die de juiste vrouw gevonden heeft, is gelukkig.
De Heer is goed voor hem.
23Als arme mensen om hulp smeken,
lachen rijke mensen hen uit.
24Als je veel vrienden hebt, krijg je snel problemen.
Eén echte vriend is goud waard.
191Je kunt beter arm zijn en eerlijk, dan mensen bedriegen,
want dan ben je een dwaas.
2Het is zinloos om hard te werken zonder goed na te denken,
want als je te snel werkt, maak je fouten.
3Mensen maken fouten door hun eigen dwaasheid,
maar ze geven altijd de Heer de schuld.
4Rijke mensen hebben veel vrienden,
maar arme mensen hebben niemand.
5Als je liegt bij de rechter, word je gestraft.
Als je dan leugens vertelt, word je veroordeeld.
6Iedereen wil bevriend zijn met belangrijke mensen,
iedereen is graag bij mensen die cadeaus uitdelen.
7Als je arm bent, wil je familie je niet graag zien,
en ook je vrienden laten je in de steek.
Als je hun om hulp vraagt, doen ze niets.
8Het is goed voor je om je verstand te gebruiken.
Als je inzicht hebt, word je gelukkig.
9Als je liegt bij de rechter, word je gestraft.
Als je dan leugens vertelt, loopt het slecht met je af.
10Het is vreemd als een dwaas rijk is,
maar het is nog vreemder als een slaaf heerst over leiders.
11Verstandige mensen worden niet snel boos.
Mensen die fouten van anderen vergeven, krijgen respect.
12Een woedende koning is gevaarlijk,
net zo gevaarlijk als een brullende leeuw.
Maar een vriendelijke koning is goed voor zijn volk,
net zoals regen goed is voor de akkers.
13Een dwaas kind is een ramp voor zijn ouders.
En een vrouw die ruziemaakt, geeft veel ellende,
net als een dak dat altijd lekt.
14Een huis en een erfenis krijg je van je ouders,
maar een wijze vrouw krijg je van de Heer.
15Luie mensen slapen te lang.
Daarom lijden ze honger.
16Als je je houdt aan de wetten van de Heer, zul je leven,
maar als je dat niet doet, zul je sterven.
17Als je zorgt voor arme mensen, ben je goed voor de Heer.
Hij zal je daarvoor belonen.
18Als je je kinderen straft, komt het goed met hen,
maar je moet hen niet mishandelen.
19Mensen die ineens woedend worden, moeten gestraft worden.
Anders worden ze alleen maar bozer.
20Luister naar goede raad en waarschuwingen.
Alleen dan zul je wijs worden.
21Mensen bedenken zelf wat ze willen doen,
maar de Heer bepaalt wat er gebeurt.
22Mensen willen graag betrouwbaar zijn.
Je kunt beter arm zijn dan onbetrouwbaar.
23Als je eerbied hebt voor de Heer, ben je veilig.
Je kunt rustig gaan slapen, want er zal je geen kwaad overkomen.
24Luie mensen scheppen het eten wel uit de pan,
maar ze zijn te lui om het in hun mond te stoppen.
25Als je slechte mensen straft, leren ze daarvan.
Als je boos wordt op wijze mensen, dan worden ze nog wijzer.
26Kinderen die hun ouders mishandelen, zijn slecht.
Kinderen die hun ouders wegjagen, moeten zich schamen.
27Luister maar niet naar wijze lessen als je er toch niets mee doet.
28Onbetrouwbare mensen spotten met wetten en rechters,
slechte mensen doen alleen maar onrecht.
29Mensen die spotten met anderen, worden veroordeeld.
Alle dwaze mensen worden gestraft.