Toespraak van Jezus op de berg
Jezus vertelt over het echte geluk
1Toen Jezus al die mensen zag, ging hij een berg op. Daar ging hij zitten. Zijn leerlingen kwamen bij hem. 2Jezus begon zijn leerlingen uitleg te geven over de nieuwe wereld. Hij zei:
3‘Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben. Want voor hen is Gods nieuwe wereld.
4Het echte geluk is voor mensen die verdriet hebben. Want God zal hen troosten.
5Het echte geluk is voor mensen die vriendelijk zijn. Want aan hen zal God de aarde geven.
6Het echte geluk is voor mensen die doen wat God wil, en die dat het allerbelangrijkste vinden. Want God zal hun moeite belonen.
7Het echte geluk is voor mensen die goed zijn voor anderen. Want God zal goed zijn voor hen.
8Het echte geluk is voor mensen die eerlijk zijn. Want zij zullen God zien.
9Het echte geluk is voor mensen die vrede sluiten. Want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
10Het echte geluk is voor mensen die lijden omdat ze doen wat God wil. Want voor hen is Gods nieuwe wereld.
11Het echte geluk is voor jullie. Jullie zullen het moeilijk hebben omdat je bij mij hoort. Misschien schelden de mensen je uit, of willen ze je gevangennemen. Misschien vertellen ze allerlei leugens over je. 12Als dat gebeurt, moet je blij zijn en vrolijk. Want jullie krijgen een grote beloning in de hemel. De profeten van vroeger werden net zo slecht behandeld als jullie nu.’
De bijzondere taak van de leerlingen
13Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Jullie zijn het zout in deze wereld. Zout heeft een sterke smaak. Maar als het zijn smaak verliest, kun je het niet opnieuw zout maken. Dan is het waardeloos en wordt het weggegooid.
14Jullie zijn het licht in deze wereld. Een stad op een berg is voor iedereen zichtbaar. 15Niemand zet een brandende lamp onder een emmer. Je zet een lamp juist hoog. Dan schijnt het licht voor alle mensen in huis. 16Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen. Dan zien ze de goede dingen die jullie doen. En dan zullen ze jullie hemelse Vader eren.’
De hele wet blijft geldig
17Jezus zei: ‘Jullie moeten goed weten met welk doel ik gekomen ben. Ik ben niet gekomen om de wet van Mozes of de andere heilige boeken weg te doen. Ik ben juist gekomen om hun echte betekenis te laten zien.
18Luister goed naar mijn woorden: Zo lang als de hemel en de aarde bestaan, zal er geen punt of komma uit de wet verdwijnen. De wet zal altijd blijven bestaan, totdat alles gebeurd is wat er gebeuren moet.
19Stel dat iemand het kleinste regeltje van de wet afschaft, en dat hij anderen leert om dat ook te doen. Dan zal hij op de laatste plaats komen in Gods nieuwe wereld. Maar stel dat iemand zich aan de hele wet houdt, en dat hij anderen leert om dat ook te doen. Dan zal hij op de eerste plaats komen in Gods nieuwe wereld.
20Luister naar mijn woorden: Doe wat God van je vraagt, en doe dat beter dan de wetsleraren en de farizeeën. Want anders kom je helemaal niet in Gods nieuwe wereld.
Ruzie en woede zijn verkeerd
21Jullie weten wat er gezegd is tegen jullie voorouders. Het staat in de wet: «Je mag geen moord plegen. Wie een moord pleegt, moet gestraft worden.»
22Dit zeg ik daarover: Ook wie kwaad wordt op een ander, moet gestraft worden. Ook wie een ander een dwaas noemt, moet voor de rechter komen. En wie een ander een gek noemt, komt in het eeuwige vuur.
23Stel dat je in de tempel bent om een offer te brengen aan God, en dat je dan opeens bedenkt dat een ander boos op je is. 24Laat dan je offer bij het altaar achter. Ga eerst snel naar die ander toe en maak het goed. Daarna kun je terugkomen om je offer te brengen.
25Stel dat iemand je voor de rechter wil brengen omdat je hem geld schuldig bent. Spreek dan snel met hem af hoe je dat gaat oplossen. Nog voordat je bij de rechtbank bent. Anders laat de rechter je opsluiten in de gevangenis. 26En luister goed naar mijn woorden: Je komt die gevangenis pas uit als je je schulden helemaal hebt terugbetaald.
Slechte verlangens zijn verkeerd
27Jullie weten dat de wet zegt: «Je mag niet vreemdgaan.»
28Dit zeg ik daarover: Ook wie naar een andere vrouw kijkt en met haar naar bed wil, gaat vreemd. Want hij is in gedachten met haar vreemdgegaan.
29Stel dat je rechteroog iets slechts ziet. Iets dat jou weghaalt bij God. Ruk je oog dan uit en gooi het weg. Je verliest dan een deel van je lichaam. Maar anders kom je met je hele lichaam in de hel terecht.
30Stel dat je rechterhand iets slechts doet. Iets dat jou weghaalt bij God. Hak je hand dan af en gooi hem weg. Je verliest dan een deel van je lichaam. Maar anders kom je met je hele lichaam in de hel.
Scheiden is verkeerd
31Jullie weten dat de wet zegt: «Als je wilt scheiden van je vrouw, moet je haar een scheidingsbrief meegeven.»
32Dit zeg ik daarover: Je mag helemaal niet scheiden van je vrouw, behalve als ze zelf vreemdgegaan is. Door te scheiden laat je haar vreemdgaan. Want dat gebeurt als ze met een ander trouwt. En je gaat zelf ook vreemd als je met een gescheiden vrouw trouwt.
Wees voorzichtig met je woorden
33Jullie weten wat er nog meer gezegd is tegen jullie voorouders. Het staat in de wet: «Zeg niet te snel: Dat is zo zeker als de Heer leeft! Want als je iets zegt dat niet waar is, heb je schuld bij God.»
34-35Dit zeg ik daarover: Gebruik nooit de woorden: ‘Zo zeker als de Heer leeft!’ En zeg nooit over iets: ‘Dat is zo zeker als de hemel bestaat’ of: ‘Dat is zo zeker als de aarde bestaat’. Want God is koning van de hemel, hij heerst over de aarde.
Zeg ook niet: ‘Dat is zo zeker als Jeruzalem bestaat’. Want Jeruzalem is de stad van God. 36En zeg ook niet: ‘Dat is zo zeker als ik een hoofd heb’. Want je kunt nog geen haar op je hoofd van kleur laten veranderen.
37Zo moet het zijn: Zeg ja als het ja is, en zeg nee als het nee is. Al dat andere is bedacht door de duivel.
Je moet je niet verzetten
38Jullie weten dat de wet zegt: «Als een ander jou iets aandoet, wordt bij hem voor straf hetzelfde gedaan.»
39Dit zeg ik daarover: Verzet je niet tegen iemand die jou kwaad doet. Stel dat iemand je een klap in je gezicht geeft, draai dan je hoofd naar de andere kant. Dan kan hij je nog een keer slaan. 40Stel dat iemand jou voor de rechter wil brengen omdat hij je hemd wil hebben. Geef hem dan ook je jas. 41Of stel dat een soldaat je dwingt om zijn spullen voor hem te dragen. Loop dan twee keer zo ver mee als hij vraagt.
42Als iemand iets van je wil hebben, geef het hem dan. Als iemand geld van je wil lenen, zeg dan geen nee.
Je moet goed zijn voor iedereen
43Jullie weten dat de wet zegt: «Je moet houden van de mensen om je heen. Maar je vijanden moet je haten.»
44Dit zeg ik daarover: Je moet ook van je vijanden houden. En je moet bidden voor de mensen die jou in moeilijkheden brengen. 45Alleen dan zijn jullie echt kinderen van God. Want ook jullie Vader in de hemel is goed voor iedereen. Hij geeft zon en regen voor iedereen, voor goede en voor slechte mensen.
46Stel dat je alleen van je vrienden houdt. Verdien je dan een beloning van God? Nee, want ook slechte mensen houden van hun vrienden.
47En stel dat je alleen je vrienden groet. Doe je dan iets bijzonders? Nee, want ook de mensen die niet in God geloven, doen dat.
48Jullie moeten goed zijn voor alle mensen. Net zoals jullie hemelse Vader goed is voor iedereen.’