Jezus is opgestaan uit de dood
Een engel komt bij het graf
1De sabbat was voorbij. De volgende dag gingen Maria uit Magdala en de andere Maria bij het graf kijken. Het was nog vroeg, de zon kwam net op.
2Opeens was er een grote aardbeving. Er kwam een engel van de Heer uit de hemel naar beneden. Hij rolde de steen van het graf weg en ging erop zitten. 3Hij leek op het stralende licht van de bliksem. En zijn kleren waren zo wit als sneeuw.
4De soldaten die het graf moesten bewaken, beefden van angst en vielen op de grond. Het leek alsof ze dood waren.
De vrouwen horen dat Jezus is opgestaan
5De engel zei tegen de vrouwen: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus, die aan het kruis gestorven is. 6Maar hij is hier niet. Want hij is opgestaan uit de dood, zoals hij gezegd heeft. Kom maar kijken, hier heeft hij gelegen.
7Ga nu snel naar de leerlingen en zeg hun dat Jezus uit de dood is opgestaan. Vertel hun ook dat Jezus naar Galilea gaat. En dat ze hem daar zullen zien. Dat is wat ik tegen jullie moest zeggen.’
De vrouwen zien Jezus
8Snel gingen de vrouwen weg bij het graf. Ze waren geschrokken, maar ook ontzettend blij. Ze wilden zo snel mogelijk aan de leerlingen gaan vertellen wat er gebeurd was.
9Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet, en hij groette hen. De vrouwen liepen op hem af. Ze knielden voor hem en pakten zijn voeten vast. 10Jezus zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ga aan mijn vrienden vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien.’
De priesters verzinnen een verhaal
11De vrouwen gingen op weg naar de leerlingen. Intussen gingen een paar van de soldaten die het graf moesten bewaken, naar de stad. Ze vertelden alles wat er gebeurd was aan de priesters.
12Toen maakten de priesters en de leiders van het volk een plan. Ze besloten om de soldaten veel geld te geven. 13Ze zeiden tegen hen: ‘Jullie moeten vertellen dat de leerlingen het lichaam van Jezus gestolen hebben. Zeg maar dat ze ’s nachts gekomen zijn, terwijl jullie sliepen. 14Als Pilatus ervan hoort, gaan wij wel met hem praten. Wij zorgen ervoor dat jullie geen problemen krijgen.’ 15De soldaten namen het geld aan, en deden wat de priesters gezegd hadden.
Het verhaal dat de priesters bedacht hadden, wordt nog altijd bij de Joden verteld.
De leerlingen zien Jezus in Galilea
16De elf leerlingen gingen naar Galilea. Ze gingen naar de berg die Jezus genoemd had. 17Toen ze Jezus zagen, knielden ze voor hem. Maar sommige leerlingen twijfelden.
18Jezus kwam dichterbij en zei tegen de leerlingen: ‘God heeft mij alle macht gegeven, in de hemel en op de aarde. 19Jullie moeten naar alle volken gaan, zodat iedereen mijn leerling kan worden. Jullie moeten de mensen dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest.
20Leer de mensen om zich te houden aan alles wat ik jullie verteld heb. En vergeet nooit: ik ben altijd bij jullie, totdat de nieuwe wereld komt.’