Nog meer regels over offers
Offers die helemaal verbrand moeten worden
1De Heer zei verder tegen Mozes: 2‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen: ‘Nu volgen er regels over offers die helemaal verbrand moeten worden.
Zo’n offer moet de hele nacht op het altaar blijven liggen, en het vuur moet blijven branden.
De volgende ochtend 3moet de priester een linnen broek en een linnen mantel aantrekken. Hij moet de as van het verbrande offer weghalen en naast het altaar leggen. 4Daarna moet hij andere kleren aantrekken. En dan moet hij de as naar de ashoop buiten het kamp brengen.
5Het vuur op het altaar moet steeds blijven branden. Het mag niet uitgaan. Daarom moet de priester elke ochtend hout op het vuur leggen. En op het hout moet hij een nieuw offer leggen dat helemaal verbrand moet worden. Ook de vette delen van de offers bij een feestmaal moeten dan verbrand worden.
6Het vuur op het altaar moet altijd blijven branden. Het mag nooit uitgaan.
Graanoffers
7Nu volgen er regels over graanoffers.
De priesters moeten het meel voor een graanoffer aan de Heer aanbieden bij de voorkant van het altaar. 8Dan moet één van de priesters een handvol meel en wat olijfolie pakken. Dat moet hij samen met wat wierook op het altaar verbranden. Het is een teken voor het hele offer.
Zo’n offer heeft een heerlijke geur. Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.
9-11De rest van het meel is voor de priesters. Ze moeten er brood zonder gist van bakken. Dat brood moeten ze opeten op het plein bij de heilige tent. Want dat plein is een heilige plaats.
Het brood voor het graanoffer is heel heilig, net als de offers waarmee goedgemaakt wordt wat iemand verkeerd gedaan heeft. Ook alles wat met het graanoffer in contact geweest is, wordt heilig.
De Heer heeft een deel van het graanoffer dus speciaal bestemd voor de priesters. Alle nakomelingen van Aäron mogen ervan eten. Zij mogen altijd een deel van de graanoffers voor de Heer hebben.’’
Het graanoffer van de hogepriester
12De Heer zei verder tegen Mozes: 13‘Zeg ook tegen Aäron en zijn zonen: ‘De hogepriester moet elke dag een eigen graanoffer brengen aan de Heer. Dat moet hij doen vanaf de dag dat hij hogepriester wordt. Hij moet elke dag 2,5 kilo meel offeren, de ene helft ’s ochtends en de andere helft ’s avonds.
14Hij moet het meel mengen met olijfolie. Daarna moet hij er op een vuur broden van bakken. Die broden moet hij in stukken breken en aanbieden aan de Heer.
Zo’n offer heeft een heerlijke geur. Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.
15-16Alle priesters die Aäron opvolgen als hogepriester, moeten elke dag een eigen graanoffer brengen aan de Heer. Het meel van dat offer moet helemaal verbrand worden. Het is voor de Heer bestemd.
Alle graanoffers die de priesters voor zichzelf brengen, moeten helemaal verbrand worden. De priesters mogen er niet van eten. Die regels gelden voor altijd.’’
Offers om fouten goed te maken
17De Heer zei verder tegen Mozes: 18‘Zeg ook tegen Aäron en zijn zonen: ‘Nu volgen er regels over offers waarmee fouten goedgemaakt worden.
De priester moet de dieren voor zo’n offer slachten bij het grote altaar bij de ingang van de heilige tent. Dat offer is heel heilig.
19-22Het vlees van het offer is voor de priester die het offer brengt. Maar de andere priesters mogen er ook van eten. Omdat het offer heilig is, moet het vlees gegeten worden op het plein bij de heilige tent. Want dat is een heilige plaats.
Alles wat met het vlees in contact komt, wordt ook heilig. Het is voor de Heer bestemd. Als er bloed van het offerdier op iemands kleren komt, worden die kleren heilig. Ze moeten dan gewassen worden op een heilige plaats. Ook de potten waar het vlees in gekookt wordt, worden heilig. Stenen potten moeten kapotgeslagen worden. En koperen potten moeten geschuurd en afgespoeld worden.
23Soms mag het vlees niet opgegeten worden. Dat is het geval als er in de heilige tent bloed van het offerdier gespat is, om goed te maken wat iemand verkeerd gedaan heeft. Dan moet het offer helemaal verbrand worden.