Het land wordt verder verdeeld
Zeven stammen hebben nog geen gebied
1Alle Israëlieten kwamen bij elkaar in de stad Silo. Daar werd ook de heilige tent van de Heer neergezet. Het hele land was veroverd, 2maar er waren zeven stammen die nog geen eigen gebied hadden.
3Toen zei Jozua tegen die stammen: ‘De Heer, de God van jullie voorouders, heeft het land Kanaän aan jullie gegeven. Waarom blijven jullie maar wachten? Waarom nemen jullie niet het stuk land in bezit waar je recht op hebt?’
Jozua wil weten hoe Kanaän eruitziet
4Daarna zei Jozua: ‘Ik wil dat er van elke stam drie mannen bij mij komen. Die mannen zal ik door het hele land sturen. Zij moeten opschrijven hoe Kanaän eruitziet, zodat het verdeeld kan worden. Als ze terug zijn in Silo, 5-6moeten ze het land in zeven gebieden verdelen. En dan moeten ze aan mij vertellen hoe elk gebied eruitziet. Dan zal ik die zeven gebieden verdelen door te loten bij de heilige kist van de Heer.
De gebieden van de stammen Juda en Efraïm en van de tweede helft van de stam Manasse mogen niet veranderd worden.
7Ook de stammen Gad en Ruben en de eerste helft van de stam Manasse krijgen geen gebied meer. Want zij hebben al gebieden gekregen van Mozes, de dienaar van de Heer. Die liggen aan de overkant van de Jordaan, in het oosten.
En de stam Levi krijgt helemaal geen gebied. In plaats daarvan worden de Levieten priesters in dienst van de Heer.’
Kanaän wordt verdeeld
8Jozua zei tegen de mannen die het land moesten beschrijven: ‘Reis het land door, en schrijf op hoe het eruitziet. Kom dan weer bij mij terug, hier in Silo. Dan zal ik de gebieden verdelen door te loten bij de heilige kist van de Heer.’
Toen gingen de mannen weg. 9Ze reisden het land door, maakten een lijst van alle steden en verdeelden het land in zeven stukken. Daarna gingen ze terug naar het kamp in Silo, waar Jozua was.
10Jozua verdeelde de gebieden door te loten bij de heilige kist van de Heer. Elke stam van Israël kreeg een eigen gebied.
Het gebied van Benjamin
11De eerste stam die een gebied kreeg, was de stam Benjamin. Het gebied dat de families van die stam kregen, lag tussen de gebieden Juda en Efraïm.
De noordgrens
12De noordgrens van het gebied Benjamin begon in het oosten, bij de Jordaan. De grens liep langs de heuvels bij de stad Jericho. Daarna liep hij door de bergen richting het westen, tot bij de woestijn van Bet-Awen. 13Daarna liep de grens naar de stad Luz (dat is nu Betel), langs de berg ten zuiden van Luz en langs de stad Atrot-Addar. Vanaf daar liep de grens over de berg ten zuiden van de stad Laag-Bet-Choron. 14Daarna maakte de grens een bocht. Op dat punt begon de westgrens.
De westgrens
De westgrens van het gebied Benjamin begon dus bij de berg ten zuiden van de stad Laag-Bet-Choron. Hij liep tot aan de stad Kirjat-Baäl (dat is nu Kirjat-Jearim). Die stad zelf hoort bij het gebied van de stam Juda.
Zo liep de westgrens van het gebied Benjamin.
De zuidgrens
15De zuidgrens van het gebied Benjamin begon bij de stad Kirjat-Jearim en liep via de stad Ijjim naar de bron van Me-Neftoach. 16De grens liep verder langs de berg die ten westen van het Ben-Hinnom-dal en ten noorden van het Refaïm-dal ligt. Daarna liep de grens door het Hinnom-dal langs de zuidkant van Jeruzalem.
Vanaf daar liep de grens naar de Rogel-bron. 17Bij die bron maakte hij een bocht naar het noorden. Daarna liep hij naar de Semes-bron en naar de plaats Gelilot, tegenover de Adummim-pas. Vanaf daar liep de grens naar de rots van Bohan. (Bohan was een nakomeling van Ruben.)
18Daarna liep de grens langs de noordkant van de heuvels bij de stad Bet-Araba, en naar het Jordaan-dal. 19Vanaf daar liep hij langs de noordkant van de heuvels bij de stad Bet-Chogla. En daarna liep de grens verder naar het zuiden, tot aan het einde van de Jordaan. Daar, bij de noordkant van de Dode Zee, eindigde de zuidgrens van het gebied Benjamin.
De oostgrens
20De oostgrens van het gebied Benjamin was de rivier de Jordaan.
Dat waren de grenzen van het gebied dat de families van de stam Benjamin kregen.
De steden van Benjamin
21In het gebied Benjamin lagen de volgende steden: Jericho, Bet-Chogla, Emek-Kesis, 22Bet-Araba, Semaraïm, Betel, 23Awwim, Para, Ofra, 24Kefar-Haämmoni, Ofni en Geba. Dus twaalf steden, met dorpen eromheen.
25Verder ook de steden Gibeon, Rama, Beërot, 26Mispa, Kefira, Mosa, 27Rekem, Jirpeël, Tarala, 28Sela, Elef en Jebus (dat is nu Jeruzalem), Gibea en Kirjat-Jearim. Dus veertien steden, met dorpen eromheen.
Dat was het gebied van de families van de stam Benjamin.