De genezing van Hizkia
Koning Hizkia wordt ziek
1In die tijd werd koning Hizkia ernstig ziek. De profeet Jesaja, de zoon van Amos, ging naar hem toe en zei: ‘De Heer zegt dat u zult sterven. U zult niet meer beter worden. Regel alvast wat er na uw dood moet gebeuren.’
2Toen draaide Hizkia zijn gezicht naar de muur en hij bad tot de Heer. 3Hij zei: ‘Heer, denk toch aan mij. Ik heb altijd goed en eerlijk geleefd, en ik heb steeds gedaan wat u wilde.’ En Hizkia huilde van verdriet.
Hizkia mag nog vijftien jaar leven
4-5De Heer stuurde Jesaja opnieuw naar Hizkia, met dit bericht: ‘Hizkia, ik ben de Heer, de God van je voorvader David. Ik heb je gebed gehoord en ik heb je tranen gezien. Ik geef je daarom nog vijftien jaar te leven. 6Nu heeft de koning van Assyrië nog de macht over Jeruzalem. Maar ik zal jou en alle inwoners bevrijden. En ik zal de stad beschermen.’
7Jesaja zei ook nog: ‘De Heer zal laten zien dat hij zich aan zijn belofte houdt. Hij zal u een teken geven. 8U kent de zonnewijzer van koning Achaz. De schaduw op die zonnewijzer zal niet vooruit gaan, maar achteruit.’ En zo gebeurde het.
Hizkia bidt tot God
9Toen Hizkia zo ziek was en toch weer beter werd, schreef hij dit gebed op:
10‘Ik dacht dat ik te jong zou sterven.
Ik dacht dat ik dood zou gaan
in het midden van mijn leven.
11Heer, ik dacht:
Ik zal u niet meer zien.
En ook de mensen, hier op aarde,
zal ik niet meer zien.
12Ik had me al voorbereid op mijn dood.
Ik dacht: Mijn leven is voorbij,
u breekt mijn leven af,
zoals een herder zijn tent afbreekt.
Heer, dag en nacht bracht u mij dichter bij de dood.
13Ik schreeuwde om hulp,
ik schreeuwde tot vroeg in de ochtend.
Want u viel mij aan als een leeuw,
al mijn botten leken gebroken.
Heer, dag en nacht bracht u mij dichter bij de dood.
14Ik piepte als een bange zwaluw,
ik zuchtte als een duif.
Mijn ogen waren moe,
maar ik keek omhoog en riep:
‘Heer, ik ben doodsbang.
Help mij toch!’
15Meer kon ik niet zeggen. Ik dacht:
De rest van mijn leven moet ik lijden.
Want wat u zegt, dat zal gebeuren.
16Heer, maar toch laat u mij weer leven!
Ja, u geeft mij weer kracht,
u maakt mij weer beter.
17Nu ben ik niet meer somber,
nu ben ik gelukkig.
Door u lig ik niet in het graf.
Al mijn schuld hebt u weggenomen.
18In het land van de dood kan niemand voor u zingen.
Mensen die dood zijn,
kunnen niet op u vertrouwen.
19Maar de mensen die leven,
zij kunnen voor u zingen.
Zij kunnen u danken,
zoals ik u vandaag dank.
Ouders vertellen hun kinderen hoe trouw u bent!
20De Heer heeft mij geholpen.
Laten we muziek maken in zijn tempel,
alle dagen van ons leven!’
Hizkia wordt weer beter
21Jesaja had tegen de dienaren van koning Hizkia gezegd dat ze zijn wonden moesten verzorgen. Ze moesten er gedroogde vijgen op leggen. Toen ze dat gedaan hadden, voelde Hizkia zich weer beter. 22En hij vroeg aan Jesaja: ‘Krijg ik een teken van de Heer als ik weer naar de tempel mag gaan?’