1De Heer zei tegen mij: ‘Hosea, laat je vrouw opnieuw zien dat je van haar houdt, ook al slaapt ze met andere mannen. Doe dat als teken van mijn liefde voor de Israëlieten. Want ik houd van hen, ook al kiezen zij voor andere goden. Ze brengen liever offers aan hen dan aan mij.’
2Toen betaalde ik 15 zilverstukken en een paar zakken gerst om mijn vrouw weer terug te krijgen. 3Ik zei tegen haar: ‘Je moet hier bij mij blijven. Je mag niet naar andere mannen toe, je mag niet met hen slapen. Ik zal ook niet met je slapen. Dat zal heel lang zo blijven.’
4En zo zal het ook met Israël gaan. Het volk zal heel lang geen koning hebben, en ook geen andere leider. Er zullen geen offers meer gebracht worden, en er zullen ook geen heilige stenen meer zijn. Niemand zal de goden om raad kunnen vragen.
5Maar uiteindelijk zal het anders worden. Dan zullen de Israëlieten weer willen dat de Heer hun God is. En dan willen ze weer een koning zoals David. Ze zullen weer eerbied hebben voor de Heer, en dankbaar zijn voor al het goede dat hij geeft.