Rein van binnen
1De Joodse wet liet al een beetje zien wat er in Gods nieuwe wereld gebeurt: mensen worden dan van binnen helemaal rein. Maar de wet zelf kon daar niet voor zorgen.
Volgens de wet moesten er elk jaar offers gebracht worden. Steeds weer kwamen mensen bij God om die offers te brengen. Maar de mensen werden niet rein van binnen door die offers. 2Anders zouden ze nu niet meer zondigen. En dan was het ook niet meer nodig geweest om te offeren. Eén offer was dan genoeg geweest.
3-4Het bloed van offerdieren kan geen eind maken aan de zonde. De offers worden juist elk jaar opnieuw gebracht, om de mensen aan hun fouten te herinneren.
Christus offerde zichzelf
5-7Dit zei Christus toen hij in de wereld kwam: «God, u zegt dat u geen offers van de mensen wilt. U houdt niet van hun offers voor de zonden. Daarom hebt u mij een lichaam gegeven om te offeren. Ik weet dat die woorden uit uw boek over mij gaan. Hier ben ik. Ik zal doen wat u van mij wilt.»
8Christus zei dus dat God geen offers voor de zonden wil. God houdt niet van die offers, ook al worden ze gebracht volgens de Joodse wet. 9-10En daarna zei Christus: «Hier ben ik. Ik zal doen wat u van mij wilt.»
Jezus Christus deed dus wat God wilde: hij offerde zijn eigen lichaam. Daarmee heeft hij de oude afspraak van God vervangen door de nieuwe. En daarom horen wij nu voor altijd bij God.
Christus heeft de zonden weggenomen
11De Joodse priesters brengen elke dag dezelfde offers. Die offers kunnen de zonden nooit wegnemen.
12Maar Christus heeft één offer gebracht waarmee hij de zonden wel wegnam. Hij zit nu voor altijd aan de rechterkant van God. 13Daar wacht hij tot al zijn vijanden diep voor hem zullen buigen, aan het einde van de tijd. 14Dan zal iedereen die bij hem hoort, gered worden. Daar heeft hij met dat ene offer voor gezorgd.
15Dat klopt ook met wat de heilige Geest tegen ons zegt in de heilige boeken: 16«De Heer zegt: De tijd van mijn eerste afspraak met de mensen zal voorbijgaan. Dit is mijn nieuwe afspraak met hen: Ik zal ervoor zorgen dat ze mijn regels goed begrijpen. Ik zal de regels in hun hart schrijven. 17En ik zal hun fouten en hun zonden vergeten.»
18De zonden zijn dus vergeven. En daarom is er nu geen offer voor de zonden meer nodig.
Blijven geloven
We moeten volhouden
19-20Vrienden, we kunnen vol vertrouwen de ware heilige tent van God binnengaan. Jezus heeft dat voor ons mogelijk gemaakt met zijn bloed. Door zijn dood maakte hij voor ons de weg vrij. Daardoor kunnen wij nu bij God komen. 21Want Jezus is onze hogepriester in de hemel.
22Laten we dus naar God toe gaan, vol vertrouwen in hem, en met een groot geloof. Want dankzij het offer dat Christus gebracht heeft, is al het kwaad uit ons hart verdwenen. En bij onze doop is ons lichaam helemaal rein geworden.
23Wij geloven dat God ons zal redden. Aan dat geloof moeten we vasthouden, zonder te twijfelen. Want God zal doen wat hij beloofd heeft. Daar kunnen we op vertrouwen.
24Laten we elkaar moed inspreken, zodat we van elkaar blijven houden en de goede dingen blijven doen. 25Blijf ook naar de kerk komen. Sommigen van jullie doen dat niet meer, en dat is verkeerd. We moeten elkaar steunen, juist nu. Want de dag komt dichterbij waarop God gaat rechtspreken over de wereld.
Wie niet volhoudt, wordt gestraft
26Stel dat je voor Christus gekozen hebt. Maar daarna geef je je geloof op, en je gaat met opzet zondigen. Dan bestaat er geen enkel offer meer om je zonden goed te maken. 27Je bent een vijand van God geworden. En God zal rechtspreken over zijn vijanden. Hij zal hen met een vreselijk vuur vernietigen.
28Als iemand zich niet meer houdt aan de wet van Mozes, en minstens twee getuigen verklaren dat, dan wordt hij zonder medelijden gedood. 29Maar als iemand zijn geloof opgeeft, dan verdient hij een nog veel zwaardere straf. Want zo iemand spot met de Zoon van God. Hij doet alsof het bloed van Jezus Christus onrein is. En dat is juist het bloed waardoor hij bij God kon komen! Zo beledigt hij de heilige Geest, het geschenk dat God aan alle gelovigen geeft.
30We weten wat God in de heilige boeken gezegd heeft: «Ik ben degene die mensen straft. Ik geef ieder mens de straf die hij verdient.» Hij zegt daar ook: «Ik, de Heer, zal rechtspreken over mijn volk.» 31En als de levende God je straft, dan is dat verschrikkelijk!
Als je blijft geloven, word je gered
32Vrienden, denk eens terug aan de tijd dat jullie net bij Christus hoorden. Jullie zijn toen blijven geloven, ook al moesten jullie veel lijden. 33Jullie hadden het zwaar, omdat je in het openbaar uitgescholden werd. En jullie hadden het ook zwaar door de moeilijkheden van andere christenen. 34Jullie zorgden voor de christenen die in de gevangenis zaten. En als jullie bezit geroofd werd, dan waren jullie toch blij. Want jullie wisten dat God je iets gegeven had dat beter was, iets dat je nooit kwijt zou raken.
35Blijf ook nu op God vertrouwen, dan zullen jullie een grote beloning krijgen. 36Houd vol en doe wat God wil. Dan zullen jullie krijgen wat God beloofd heeft.
37Dit zegt God daarover in de heilige boeken: «Nog heel even, dan komt degene die zou komen. Hij blijft niet lang meer weg. 38De mensen die in mij geloven, zullen leven. Maar de mensen die het geloof opgeven, die laat ik in de steek.»
39Vrienden, wij zijn geen mensen die het geloof opgeven en hun leven verliezen. Nee, wij blijven geloven, en daardoor zullen we ons leven redden!