De Heer geeft Habakuk antwoord
1Habakuk zei: ‘Ik ga boven op een toren staan, zodat ik ver kan kijken. Misschien kom ik te weten wat de Heer tegen mij wil zeggen. Misschien geeft hij antwoord op mijn vragen.’
2Dit was het antwoord van de Heer: ‘Habakuk, schrijf op wat ik je ga vertellen. Schrijf het met duidelijke letters op een grote platte steen. Dan is het makkelijk te lezen. 3Schrijf alles op, want het duurt nog een tijd voordat het gebeurt. Zolang het niet gebeurt, moet je wachten. Ook al duurt het lang, het gaat gebeuren. Dat is zeker!’
De Babyloniërs zullen toch verliezen
4Dit moest Habakuk opschrijven: ‘Het loopt slecht af met mensen die kwaad doen. Maar mensen die goed doen en trouw zijn aan God, zullen in leven blijven.
5De Babyloniërs zijn onderdrukkers en bedriegers. Ze zijn trots. Ze stelen wat ze kunnen, ze hebben nooit genoeg. Ze willen alle landen veroveren, en alle volken gevangennemen. Maar dat zal hun nooit lukken!’
Alle volken zullen wraak nemen
6Daarna zei de Heer tegen Habakuk: ‘Op een dag zullen alle volken lachen om de Babyloniërs.
Ze zullen zeggen: ‘Babyloniërs, het loopt slecht met jullie af! Nu beroven jullie nog andere volken. Jullie pakken alles van ze af. Maar daar komt binnenkort een eind aan. 7Want die volken zullen plotseling in opstand komen. En dan zullen jullie beven van angst! Dan beroven die volken jullie, 8dan pakken zij alles af van jullie! Dat is de straf voor alles wat jullie die volken hebben aangedaan. Dat is de straf voor al dat geweld, de straf voor alle moorden die jullie gepleegd hebben.’
De Babyloniërs zijn slecht
9Alle volken zullen zeggen: ‘Babyloniërs, het loopt slecht met jullie af! Want jullie stelen van andere volken om zelf rijk en machtig te worden. En met dat gestolen geld bouwen jullie paleizen met hoge, sterke muren. Jullie denken dat jullie daar veilig zijn voor elk gevaar.
10-11Om zo machtig en rijk te worden, hebben jullie verschrikkelijk veel volken vernietigd. Jullie hebben mensen gedwongen om paleizen voor jullie te bouwen. Jullie moeten je schamen! Het zal slecht met jullie aflopen, en dat is je eigen schuld.’
God is sterker dan de Babyloniërs
12Alle volken zullen zeggen: ‘Het loopt slecht met jullie af! Want jullie hebben misdaden gepleegd om sterke steden te bouwen. Jullie hebben mensen onderdrukt en gedood. 13En jullie laten andere volken als slaven voor je werken. Maar dat werk zal allemaal voor niets zijn. Want alles zal door vuur verwoest worden. De machtige Heer zal daarvoor zorgen. 14De aarde zal vol zijn met mensen die hem kennen, zoals de zee overal gevuld is met water.’
Iedereen zal lachen om de Babyloniërs
15Alle volken zullen zeggen: ‘Het loopt slecht met jullie af! Jullie zorgen ervoor dat de andere volken doen wat jullie willen. Het lijkt wel alsof jullie die volken dronken voeren, en zij zich moeten uitkleden! 16Dan zullen ze zich vernederd voelen, en daar genieten jullie van. Jullie hebben totaal geen respect voor hen.
Maar nog even, dan zullen jullie zelf vernederd worden! Dan lijken jullie dronken, dan lijken jullie naakt! Daar zal de Heer voor zorgen. Hij zal jullie zwaar straffen. De mensen die respect voor jullie hadden, zullen jullie bespotten.
17Het is vreselijk wat jullie allemaal doen! In de Libanon-bergen hebben jullie bossen vernietigd en dieren gedood. Met veel geweld hebben jullie landen en steden veroverd. Jullie hebben veel mensen vermoord. Maar straks zijn jullie zelf het slachtoffer!’
De goden helpen de Babyloniërs niet
18-19Alle volken zullen zeggen: ‘Het loopt slecht met jullie af! Jullie vertrouwen op jullie goden, maar zij kunnen je niet helpen. Jullie zeggen tegen die goden: ‘Word wakker, sta op!’ Maar zij doen helemaal niets. Want ze zijn gemaakt door mensen. Het zijn gewoon beelden van hout, metaal of steen. Ook al zijn ze prachtig versierd met goud en zilver, er zit geen leven in. De beelden zeggen niets terug. Uit hun mond komt geen waarheid!
20Maar de Heer is anders. Hij is in zijn heilige tempel, en iedereen op aarde moet stil zijn voor hem.’’