Paulus is geschikt voor zijn werk
1Ben ik nu weer aan het vertellen hoe geschikt ik ben om het goede nieuws bekend te maken? Nee! Heb ik brieven nodig van jullie of van andere christenen waar dat in staat? Nee! Anderen hebben zulke brieven nodig, maar ik niet. 2Want ik heb jullie. Jullie zijn als een brief die ik bij me draag in mijn hart. Iedereen die jullie geloof ziet, begrijpt dat ik geschikt ben om het goede nieuws te vertellen.
3Door mijn werk zijn jullie een brief van Christus die iedereen kan lezen. Dat is natuurlijk geen brief van papier. Nee, ik bedoel dat iedereen jullie geloof kan zien. En dat iedereen kan zien dat jullie leven bepaald wordt door de Geest van de levende God. Zijn regels staan geschreven in jullie hart, en niet op stenen platen, zoals de wet.
4Dankzij Christus doe ik mijn werk vol vertrouwen, en God weet hoe ik dat doe. 5Ik zie het niet als mijn eigen prestatie. Want uit mezelf ben ik niet geschikt om het goede nieuws bekend te maken. Het is God die mij daarvoor geschikt maakt.
6God heeft mij geschikt gemaakt om zijn dienaar te zijn. Ik moet vertellen over zijn nieuwe afspraak met de mensen. Het gaat nu niet meer om de regels die vroeger opgeschreven zijn, maar om de heilige Geest. Want de regels van de wet brachten uiteindelijk de dood, maar de heilige Geest brengt leven.
De hemelse glans is eeuwig
7-9De regels van de wet waren geschreven op twee stenen platen. Die regels lieten zien dat mensen straf verdienden. Zo bracht de wet uiteindelijk de dood. Toch kwam de wet op aarde met een schitterende glans. Want toen Mozes de wet meebracht, had zijn gezicht een hemelse glans. De Israëlieten konden er niet naar kijken! Maar dat was een glans die weer zou verdwijnen.
Als de wet al zo’n glans met zich meebracht, dan doet de heilige Geest dat natuurlijk helemaal! Want de heilige Geest is gekomen als teken dat wij gered zullen worden. En de hemelse glans die daarbij hoort, is veel en veel schitterender dan de glans van Mozes.
10-11De hemelse glans die het volk van Israël zag, was heel bijzonder. Toch was die glans niets, vergeleken met de glans die wij nu zien. Want de glans die de wet meebracht, moest weer verdwijnen. Maar de hemelse glans die met Christus gekomen is, verdwijnt nooit.
De hemelse glans wordt steeds sterker
12Ik vertrouw erop dat de glans die met Christus gekomen is, nooit verdwijnt. Ik vertel er open en eerlijk over. 13Ik doe niet zoals Mozes. Die deed een doek voor zijn gezicht. Hij wilde niet dat de Israëlieten zouden zien dat de glans op zijn gezicht weer verdween. Want dan zouden ze begrijpen dat de wet ook niet altijd zou blijven gelden.
14-15De Israëlieten hebben de heilige boeken nooit goed kunnen begrijpen, en ze begrijpen die nog steeds niet goed. Dat lukt pas als ze in Christus gaan geloven. Ook nu nog begrijpen de Israëlieten het niet goed als er voorgelezen wordt uit de wet van Mozes. Het lijkt wel alsof er een doek over hun verstand ligt. 16-17Maar telkens als er iemand gaat geloven in de Heer, wordt die doek weggehaald. Want wie gaat geloven in de Heer, ontvangt de heilige Geest. En de heilige Geest maakt mensen vrij, zodat ze alles kunnen begrijpen.
18Wij christenen zijn dus vrij. Wij hebben geen doek voor ons gezicht. Onze gezichten laten iets zien van de hemelse glans van de Heer. Want wij veranderen in nieuwe mensen, wij gaan steeds meer lijken op onze hemelse Heer. Daar zorgt de heilige Geest voor.