engel
In ons huidige taalgebruik zijn āengelenā hemelse wezens, die God dienen en zijn wil uitvoeren. In de Bijbel is er een ontwikkeling te zien in het beeld dat men had van engelen, ze kregen steeds meer persoonlijke eigenschappen.
Dienaren van God
Achter de voorstelling van engelen in de Bijbel ligt de gedachte dat de hemel ingericht is als een koninklijk hof. God wordt gezien als koning. Hij wordt omringd door hemelse wezens die hem dienen als raadgevers, onderdanen, strijders en boodschappers. Die dienaren van God zijn de engelen.
Waar komt het woord āengelā vandaan?
Het woord āengelā is afgeleid van het Grieks angelos. Dat is weer een vertaling van het Hebreeuwse malāach. Dit woord betekent ook āboodschapper.ā Dat laatste is een belangrijke functie van engelen in het Oude Testament (zie engel OT).
Na de Babylonische ballingschap vindt er er een verschuiving plaats in de rol die engelen spelen (zie engel NT).
Bijbelverzen
- Marcus 8:38
- Marcus 13:27
- Marcus 13:32
- Marcus 1:13