Rachab
Artikel

Rachab

Rachab is een KanaƤnitische prostituee die twee Israƫlitische spionnen verbergt. In ruil voor haar hulp laten de Israƫlieten Rachab en haar familie in leven wanneer ze de stad Jericho veroveren. Het Nieuwe Testament noemt Rachab als voormoeder van Jezus en als geloofsheldin.

De naam Rachab

De naam Rachab komt van het Hebreeuwse woord voor ā€˜ruim zijn’ of ā€˜wijd worden’. Sommige uitleggers zien een seksuele toespeling in deze naam. Andere leggen een verband met haar gastvrijheid.
Rachab komt in het Oude Testament alleen voor in het boek Jozua. In het Nieuwe Testament zijn er drie boeken die naar haar verwijzen.

Prostituee en bondgenoot

Het verhaal van de hoer Rachab speelt zich af aan het begin van de verovering van het land KanaƤn onder leiding van Jozua. Jozua stuurt twee spionnen naar de stad Jericho. Zij vinden onderdak bij Rachab, die in een huis boven op de stadsmuur woont. Als de koning van Jericho de twee IsraĆ«litische mannen gevangen wil nemen, helpt Rachab hen ontsnappen (Jozua 2:15).
De mannen raden haar aan een rood koord uit haar raam te laten hangen als de Israƫlieten de stad Jericho aanvallen. Dan weten de Israƫlieten dat zij de bewoners van dit huis moeten sparen. Na de val van Jericho sluiten Rachab en haar familie zich aan bij het volk van Israƫl (Jozua 6:25).

Voormoeder van Jezus

In het Matteüs-evangelie wordt Rachab genoemd als een van de voormoeders van Jezus (Matteüs 1:5). Volgens deze geslachtslijst was Rachab getrouwd met Salmon en was zij de moeder van Boaz. In het boek Ruth komen we de naam ā€˜Salma’ tegen. Hij was de vader van Boaz, die trouwde met Ruth. Hun zoon Obed was de grootvader van de latere koning David (Ruth 4:17-22).

Geloofsheldin

De schrijver van de brief aan de HebreeĆ«n noemt ā€˜de hoer Rachab’ als ƩƩn van de voorbeelden van mensen uit het Oude Testament met een groot geloof (HebreeĆ«n 11:31).
De brief van Jakobus noemt Rachab als voorbeeld van iemand die geen dood geloof had, maar die door haar daden gerechtvaardigd is (Jakobus 2:25).

Bijbelverzen

  • Jozua 6:15-25
  • Jakobus 2:25
  • HebreeĆ«n 11:31
  • Jozua 2
  • Matteüs 1:5