leider NT: opziener
Een opziener was een voorganger of leidinggevende persoon in de christelijke gemeente.
Episkopos
Het Griekse woord voor ‘opziener’ is episkopos. Een opziener was een oudste met een bijzondere taak in de gemeente. Hij was een soort pater familias die de gemeente leidde. De opziener moest een sobere en bezonnen man zijn die ook thuis op een waardige manier leiding gaf.
In het Nieuwe Testament wordt een aantal maal gesproken over ‘opzieners’, bijvoorbeeld in Handelingen 20:28 en 1 Timoteüs 3:1-7.
Betekenisverschuiving
Het Griekse woord voor ‘opziener’ werd langzaamaan een meer specifieke aanduiding van de leider van een religieuze gemeenschap, in plaats van het algemenere ‘oudste’.
In de Dode Zeerollen werd het Hebreeuwse woord voor opziener (mebaqqer) gebruikt voor de geestelijk leider van de gemeenschap. Hij was verantwoordelijk voor de keuzes van de gemeenschap en haar leden. En hij beheerde ook de gemeenschappelijke kas.
Bijbelverzen
- 1 Timoteüs 3:1-7
- Titus 1:7
- Handelingen 20:28