heiligheid OT: heilige dagen
Bepaalde dagen of tijden worden in het Oude Testament als heilig gezien. Op die dagen mag er meestal niet gewerkt worden, en moeten er bijzondere rituelen worden uitgevoerd:
- sabbat
- feestdagen
- sabbatsjaar en jubeljaar
Sabbat
De sabbat wordt op verschillende plaatsen in het Oude Testament heilig genoemd, onder meer in Exodus 16:23 en Exodus 31:14-15. Er mag op die dag geen werk worden gedaan.
Feestdagen
Een aantal feesten wordt in de Hebreeuwse Bijbel aangeduid als miqraʾ qodesj –‘heilige bijeenkomst’:
- de eerste en zevende dag van het Feest van het Ongedesemd brood (Exodus 12:16; Leviticus 23:7-8; Numeri 28:18, Numeri 28:25);
- de ‘dag van de eerste opbrengst’ (NBG 1951: ‘de dag der eerstelingen’), voorafgaand aan het Wekenfeest (Leviticus 23:21; Numeri 28:26);
- de eerste dag van de zevende maand (Leviticus 23:24; Numeri 29:1);
- de Grote Verzoendag (Leviticus 23:27; Numeri 29:7);
- de eerste en achtste dag van het Loofhuttenfeest (Leviticus 23:34-36; Numeri 29:12).
De Israëlieten moesten deze dagen heiligen door bepaalde rituelen in het heiligdom uit te voeren en zich te onthouden van werk (Nehemia 8:9-11).
Sabbatsjaar en jubeljaar
Het jubeljaar moet geheiligd worden door niet te zaaien of te oogsten (Leviticus 25:10-12). Dezelfde restrictie geldt voor het sabbatsjaar, hoewel die in het Oude Testament niet heilig wordt genoemd.