Daniël: bijbelboek
De verhalen in het boek Daniël spelen zich af in de tijd van de Babylonische ballingschap, de periode na de verwoesting van Jeruzalem door koning Nebukadnessar in 586 voor Christus.
Titel van het boek
Het boek Daniël ontleent zijn naam aan de hoofdpersoon, Daniël.
Inhoud
Daniël opent met zes verhalen die zich afspelen aan het Babylonische en Perzisch-Medische hof. De verhalen spelen tijdens de regering van de koningen Nebukadnessar, Belsassar en Darius. Daniël, een Judese balling, krijgt een belangrijke functie aan het hof. Hij staat bekend om zijn wijsheid en scherpzinnigheid.
Het tweede deel van het boek beschrijft hoe Daniël vier visioenen krijgt. Dat gebeurt tijdens de regering van de koningen Belsassar, Darius en Cyrus. Het zijn visioenen in geheimzinnige beelden en taal, die gaan over de loop van de geschiedenis. Dit deel van het boek is een voorbeeld van apocalyptische literatuur.
Thema’s
In Daniël spelen meerdere thema’s een rol:
- Het thema van de buitenstaander die een hoge positie krijgt aan het hof en de koning raad geeft. Hetzelfde thema speelt in de Jozefverhalen in het boek (Genesis 37-50).
- Het thema van de hofintriges: andere hovelingen zijn jaloers op de succesvolle vreemdeling en proberen hem ten val te brengen.
- In de visioenen zit veel getallensymboliek. De oorspronkelijke lezers kenden symboliek als ‘zeventig jaar’ en ‘één tijd, een dubbele tijd en een halve tijd. En ze begrepen versluierde toespelingen op actuele gebeurtenissen.
Kenmerken
De verhalen zijn in een verzorgde stijl geschreven. Ze bevatten veel bijzondere beelden. De verschillende koninkrijken worden bijvoorbeeld voorgesteld als dieren.
Een deel van het boek Daniël is niet in het Hebreeuws, maar in het Aramees geschreven: Daniël 2:4-7:28.
Plaats in de Bijbel
In veel bijbeluitgaven heeft Daniël na Ezechiël een plaats gekregen tussen de profetische boeken. In de Tanach wordt het boek Daniël gerekend tot de Geschriften (Ketoeviem). Daar staat het tussen de boeken Ester en Ezra in.