dag van de Heer OT
De ādag van de Heerā is een belangrijk thema in de boeken van de profeten. Soms duidt āde dagā een tijd aan waarin God zal oordelen over IsraĆ«l en de andere volken, soms juist een periode waarin hij redding zal brengen.
Gods oordeel over Israƫl en Juda
Vóór de Babylonische ballingschap beschrijven de klassieke profeten de ādag van de Heerā vooral als een dag van onheil. God zal de inwoners van IsraĆ«l en Juda straffen omdat ze zich niet gehouden hebben aan zijn wetten. Het zal een tijd zijn van angst, duisternis en natuurrampen, en IsraĆ«l zal onderdrukt worden door andere volken.
We vinden dit beeld bijvoorbeeld terug in de boeken Hosea, Amos, Micha, Sefanja en Joƫl en in sommige gedeelten van Jesaja.
Gods oordeel over andere volken
In 586 voor Christus werden de inwoners van Juda getroffen door een grote ramp: Jeruzalem en de tempel werden vernietigd door de Babyloniƫrs, en een deel van de bevolking werd in ballingschap gevoerd. Sommige profeten zagen dit als een teken dat de dag van de Heer was aangebroken (zie bijvoorbeeld Klaagliederen 1:21 en Ezechiƫl 34:12).
Maar al snel kreeg de ādag van de Heerā opnieuw een eschatologische lading. De nadruk verschoof nu naar de dag van de Heer als een tijd van redding voor Gods volk. Het oordeel was vooral bestemd voor de vijanden van IsraĆ«l, zoals Egypte, Edom en BabyloniĆ«. We zien dat beeld bijvoorbeeld in het boek Obadja (Obadja 1:15), en in teksten uit EzechiĆ«l (onder andere EzechiĆ«l 30:3).
Gods verlossing van Israƫl en andere volken
De profetische teksten van na de ballingschap (en af en toe ook teksten in de klassieke profeten) geven een ander beeld. De dag van de Heer is nu een tijd waarin God zijn volk weer zal helpen en herstellen.
God zelf zal voor zijn volk optreden (Maleachi 3:17). Hij zal de Israƫlieten terug laten keren naar hun eigen land (Jesaja 11:11-12), en hij zal als koning over Israƫl of over de hele wereld regeren (Micha 4:6-7; Jesaja 2:2-4). Overal in de wereld zal vrede heersen (Hosea 2:18; Jesaja 11:1-10), en er zal overvloed zijn (Jesaja 4:2). Iedereen zal in die tijd God leren kennen (Jesaja 19:19-25).
Sommige teksten spreken over de komst van een Davidische koning (bijvoorbeeld Zacharia 3:8-10).
Bijbelverzen
- Zacharia 3:8-10
- Jesaja 11:1-12