
'Zoon van God'. 4Q246 en het Nieuwe Testament
Rieuwerd Buitenwerf, "'Zoon van God'. 4Q246 en het Nieuwe Testament", in: Met Andere Woorden 29 (1), Haarlem 2010.
De oudste tradities in het Nieuwe Testament zijn ontstaan in de Joodse context waarin de vroegste christenen zich bewogen. Om de denkbeelden en terminologie van de vroegste christenen te begrijpen, moeten we ons dus verdiepen in de Joodse context waarin ze hun basis hebben. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanduidingen en titels die in het Nieuwe Testament voor Jezus gebruikt worden, zoals messias, Mensenzoon, redder, koning, zoon van David, Heer. In dit artikel zullen we spreken over de titel āZoon van Godā. Deze titel komt ook voor in een van de geschriften die gevonden zijn in Qumran. We zullen laten zien dat een juiste interpretatie van dit Qumranfragment een belangrijke bouwsteen levert in de vraag: wat bedoelden de vroegste christenen toen zij Jezus als āZoon van Godā aanduidden?
Bijbelverzen
- Psalmen 2:7
- Psalmen 89:27-28
- Marcus 14:61-62
- Romeinen 1:1-4
- 2 Samuel 7:12-16
- Lucas 1:30-35