Artikel

BGT: verschillende woorden

Soms worden in een tekst voor één persoon verschillende namen of verschillende aanduidingen gebruikt. Meestal gaat het om varianten die ongeveer hetzelfde betekenen.
Zulke variatie in de bijbelse teksten kan voor de lezer verwarrend zijn. Het lijkt dan bijvoorbeeld alsof het over verschillende personen gaat. Om die verwarring te voorkomen, kan de Bijbel in Gewone Taal kiezen voor één naam of één aanduiding.

Enkele voorbeelden

  • In Exodus 1 staat in vers 8 en vers 15 ‘de koning’ en in vers 11, 19 en 22 ‘de farao’. Dat zijn twee aanduidingen van dezelfde persoon. Voor de duidelijkheid gebruikt de BGT in deze verzen steeds ‘de farao’.
  • In Exodus 1 gaat het over de Israëlieten. als aanduiding van het volk. Maar in vers 16 en 19 is sprake van ‘Hebreeuwse vrouwen’. Daarmee worden de Israëlitische vrouwen bedoeld, maar voor de lezer kan die afwisseling verwarrend zijn. Daarom spreekt de BGT in deze verzen ook over ‘Israëlitische vrouwen’.
  • In Exodus 1:1 staan in dezelfde zin de namen Israël en Jakob. Het lijkt over twee verschillende personen te gaan, maar dat is niet het geval. Om verwarring te voorkomen, kiest de BGT hier voor één van de twee namen. Dat is de naam die ook in de verzen erna wordt gebruikt: Jakob.
  • In Psalm 19:12-14 heeft de dichter het over ‘uw dienaar’, waarmee hij zichzelf bedoelt. In vers 13 en 15 verwijst hij naar zichzelf met ‘ik’. In de BGT is steeds met ‘ik’ verwezen.
    Daarbij speelt mee dat ‘uw dienaar’ in het Hebreeuws een manier van spreken is, waarmee iemand zich respectvol opstelt tegenover iemand die boven hem staat. Omdat wij die manier van spreken niet kennen, staat de aanduiding ‘uw dienaar’ het begrip van de tekst in de weg. Het is daarom beter om steeds over ‘ik’ te spreken, en de respectvolle opstelling van de spreker op een andere manier duidelijk te maken.

Ook hier kiest de Bijbel in Gewone Taal dus voor duidelijkheid. Daardoor wordt de tekst makkelijker leesbaar en begrijpelijker.