Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Kanaän en Kanaänieten

Kanaän is de naam van een gebied ten oosten van de Middellandse Zee dat ongeveer zo groot is als het hele gebied waar nu Libanon, Israël, de Palestijnse gebieden en een deel van Syrië en Jordanië liggen. In de Bijbel worden de inwoners van Kanaän Kanaänieten genoemd. Maar dat betekent niet dat de Kanaänieten één groot volk waren. ‘Kanaänieten’ is een verzamelnaam voor verschillende bevolkingsgroepen in het gebied. Hun goden komen vaak voor in de Bijbel. De Kanaänieten hebben het alfabet uitgevonden.

Het land Kanaän

In de Bijbel staan twee beschrijvingen van de grenzen van Kanaän: in Numeri 34:1-12 en in Ezechiël 47:15-23. Het gebied wordt in het westen begrensd door de Middellandse Zee. Het noordelijkste punt van Kanaän is Lebo-Hamat en het zuidelijkste is Kades-Barnea in de woestijn van Sin. De oostelijke grens loopt ongeveer vanuit het zuiden langs de Dode Zee en de Jordaan in noordelijke richting en vervolgens om Basan en het gebied rond Damascus in Aram heen.
De naam Kanaän komt ook voor in niet-bijbelse bronnen (vanaf de achttiende eeuw voor Christus). In Griekse teksten worden de bewoners van het noordelijke deel van Kanaän Feniciërs genoemd.

De Kanaänieten in de Bijbel

Volgens Genesis 10:16-18 stammen de Jebusieten, Amorieten, Girgasieten, Chiwwieten, Arkieten, Sinieten, Arwadieten, Semarieten en Hamatieten af van Kanaän. Kanaän was de zoon van Cham en een kleinzoon van Noach. Deze volken worden vaak genoemd als de oorspronkelijke bewoners van Kanaän. De naam Kanaänieten geeft aan dat zij heel andere volken zijn dan de Israëlieten en de Filistijnen, die ook in het land Kanaän wonen.

Kanaänitische goden

In de Bijbel komen verschillende Kanaänitische goden voor. De Israëlieten mochten deze goden niet vereren. Bekend zijn de oppergod El, de schepper van de aarde en de mensen, en de vader van de zeventig goden die werden vereerd. In de Bijbel wordt de God van Israël ook weleens El genoemd. Een voorbeeld daarvan staat in Genesis 33:20, waar Jakob een altaar ‘El is de God van Israël’ noemt. Het Hebreeuwse woord el betekent namelijk ‘god’ of ‘godheid’.
De echtgenote van de Kanaänitische oppergod El is Atirat. Zij is de moeder van de goden. In de Bijbel wordt ze Asjera genoemd (zie bijvoorbeeld 1 Koningen 15:13).
Ook de Kanaänitische god Baäl komt in de Bijbel voor. Baäl is de god die regen brengt en zo de aarde vruchtbaar maakt. In het verhaal over Elia op de Karmel in 1 Koningen 18:20-29 lees je bijvoorbeeld dat de priesters van Baäl tot hun god bidden om regen. De echtgenote van Baäl is de godin Astarte (zie bijvoorbeeld 1 Koningen 11:5).

Taal en alfabet

De Kanaänieten spraken verschillende dialecten van het Kanaänitisch. Dat is een Semitische taal die verwant is aan het bijbels Hebreeuws, het Aramees, het Moabitisch, het Ammonitisch en het Edomitisch. De Kanaänieten hebben het alfabet uitgevonden. Het Fenicische alfabet (de Grieken noemden de Kanaänieten Feniciërs) bestond alleen uit medeklinkers. De Grieken hebben het idee van het alfabet overgenomen en voegden er klinkers aan toe.

Haal het meeste uit debijbel.nl

Word BIJBEL+ gebruiker en ontvang een Bijbel naar keuze en direct toegang tot:

  • Meer dan 20 Bijbelvertalingen (waaronder bronteksten)
  • Extra achtergrondinformatie
  • Studieaantekeningen

Als BIJBEL+ gebruiker steun je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om wereldwijd mensen te bereiken met de Bijbel.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.17.10
Volg ons