Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Demonen in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament worden demonen gezien als helpers van Satan, die ziekte en onheil veroorzaken.

Demonen als helpers van Satan

Vanaf de hellenistische tijd gingen bepaalde stromingen in het Jodendom demonen zien als kwade geesten die ondergeschikt waren aan Satan. In Satans opdracht brachten ze onheil over de mensen. Tegenover Satan en zijn demonen stonden God en zijn engelen. Uiteindelijk zouden de demonen, in de laatste strijd tussen God en Satan, voor altijd door God verslagen worden. Deze voorstelling zien we ook terug in het Nieuwe Testament.

Demonen in de synoptische evangeliën

In de synoptische evangeliën worden allerlei aandoeningen zoals waanzin (Matteüs 8:28), epilepsie (Lucas 9:39), blindheid (Matteüs 12:22) en doofheid (Marcus 9:25) toegeschreven aan demonen. Toch werden niet alle ziekten op deze manier verklaard, en sommigen aandoeningen zag men de ene keer als ziekte, en de andere keer als bezetenheid.
Het uitdrijven van demonen was een belangrijk onderdeel van Jezus’ werk op aarde. Zijn macht over de demonen is een bewijs van het nieuwe koninkrijk dat met hem begint (zie bijvoorbeeld Matteüs 12:25-29). Door de demonen te onderwerpen laat Jezus zien dat hij machtiger is dan Satan, en dat hij hem uiteindelijk zal overwinnen. Jezus gaf de macht over demonen door aan zijn leerlingen (zie onder andere Marcus 3:13-19). Ook andere gelovigen konden demonen uitdrijven (zie bijvoorbeeld Handelingen 8:5-8).

Demonen in andere nieuwtestamentische teksten

Op andere plaatsen in het Nieuwe Testament ligt de nadruk meer op demonen als morele en geestelijke tegenstanders van de gelovigen. Demonen proberen gelovigen te laten afdwalen van hun geloof en te verleiden tot verkeerd gedrag (1 Timoteüs 4:1).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.8
Volg ons