Artikel
vasten OT
Vasten in het Oude Testament was een godsdienstig ritueel dat zowel individueel als gemeenschappelijk kon worden uitgevoerd.
Redenen om te vasten
Een periode van vasten kon dienen als teken of ter bekrachtiging van verschillende dingen:
- Een teken van rouw – Een voorbeeld is David die vastte na de dood van Saul en Jonatan (2 Samuel 1:12) en na de dood van Abner (2 Samuel 3:35).
- Boetedoening – Daniël vastte om boete te doen voor de overtredingen van zijn volk (Daniël 9:3).
- Bekrachtiging van een persoonlijk gebed – In Psalm 35:13 hoopt de dichter dat, als hij vast, zijn gebed door God verhoord zal worden.
- Een teken van toewijding aan God – In het vroege Jodendom werd vasten steeds meer een uiting van vroomheid, net als gebed en het geven van aalmoezen.
Wanneer werd er gevast?
In het Oude Testament wordt een aantal momenten genoemd waarop er publiekelijk gevast werd:
- Tijdens Grote Verzoendag, de enige dag die in de Tora wordt aangewezen als een moment waarop iedereen moet vasten. Op deze manier doen de Israëlieten boete voor de zonden die ze hebben begaan (Leviticus 16:29; zie de vertaling van de Groot Nieuws Bijbel: "Op de tiende dag van de zevende maand moeten jullie vasten voor de Heer en al je werkzaamheden laten rusten").
- Met name in de periode na de ballingschap kwamen er steeds meer jaarlijkse bijeenkomsten waarop gevast werd. Het boek Zacharia noemt vier vastendagen (Zacharia 8:19; zie verder Ezra 8:21-23; Nehemia 9:1).
- Er werd ook gevast tijdens Poeriem. Deze traditie is verbonden aan het verhaal over de redding van de Joden tijdens de vervolging door Haman. Voordat er feest gevierd kan worden, moet er eerst een dag gevast worden, zoals ook Ester deed (Ester 4:16).
Bijbelverzen
- 2 Samuel 1:12
- 2 Samuel 3:36
- Ester 4:16
- Psalmen 35:13
- Daniël 9:3-19
- Zacharia 8:19
- Leviticus 16:29
- Tobit 12:8
- Ezra 8:21-23
- Nehemia 9:1