Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Zonde in de Bijbel

De Bijbel spreekt over ‘zonde’ als mensen ingaan tegen de wil van God. Hieronder valt zowel verkeerd gedrag tegenover God zelf als verkeerd gedrag tegenover mensen. Door zonde wordt de relatie tussen God en de mensen verstoord. Die relatie kan weer hersteld worden als God de zonden vergeeft.

  • Zonde is een centraal onderwerp in het Oude Testament. Het overtreden van Gods regels op cultisch, ethisch en moreel gebied speelde een belangrijke rol in de godsdienst van Israël.
  • Zonde is ook een belangrijk thema in het Nieuwe Testament. Een verschuiving die hier plaatsvindt, is dat de nadruk komt te liggen op Jezus Christus' overwinning van de zonde.

Zonde in het Oude Testament

Morele/ethische zonde

In het grootste deel van het Oude Testament wordt zonde op een morele, ethische manier gedefinieerd. Zondigen is het opzettelijk ingaan tegen de wil van God. Het is het overtreden van Gods regels, en het zich afkeren van het geloof. Het gaat niet alleen om de verhouding van mensen tot God, maar ook om de verhouding tussen mensen: zonde tegen andere mensen wordt in het Oude Testament gezien als zonde tegen God zelf (zie bijvoorbeeld Genesis 39:9; Psalm 51:4).

Ongehoorzaam aan God

Het eerste en misschien wel beroemdste voorbeeld van zonde vinden we in Genesis 3. De eerste mensen zijn in dit verhaal ongehoorzaam aan God vanuit hun verlangen naar persoonlijke autonomie.

Ook elders in het Oude Testament wordt benadrukt hoe vaak de Israëlieten zondigen tegen Gods geboden. Die geboden schrijven voor hoe men moet omgaan met God en met elkaar. Door zich niet te houden aan Gods geboden zijn de Israëlieten ontrouw aan het verbond met God. Dit leidt er volgens de bijbelse auteurs toe dat de mensen van God vervreemden en hem de rug toekeren. God laat hen daarom in de steek, hij helpt hen niet meer, waardoor het bergafwaarts gaat met het volk. Met name in de profetische teksten komt dit thema vaak aan de orde.

Cultische zonde

In het Oude Testament spelen naast morele ook cultische overtredingen een rol. Deze komen met name aan de orde in de wetsteksten in de boeken Exodus tot en met Deuteronomium. Het gaat daarbij om het overtreden van regels voor de eredienst, bijvoorbeeld regels over het brengen van offers, het priesterschap en (on)reinheid (zie bijvoorbeeld Numeri 18:1). Ook zulke misstappen werden gezien als zonden tegenover God, omdat ze Gods heiligheid aantastten.

Het schenden van Gods heiligheid

Cultische overtredingen werden – zelfs als ze onopzettelijk waren gepleegd – beschouwd als zonden omdat de heiligheid van God en van de tempel erdoor geschonden werd. Mensen konden voor zulke overtredingen dan ook gestraft worden (zie bijvoorbeeld Leviticus 19:5-8). Ze moesten een offer (een ‘reinigingsoffer’ of ‘hersteloffer’) brengen of een ritueel ondergaan om de zonde ongedaan te maken (zie bijvoorbeeld Numeri 6:9-11). Als dat niet gebeurde, kon de cultische overtreding van één persoon het hele land ontwijden, en Gods straf over het hele land oproepen.

Oorsprong

Vanuit onze huidige leefwereld is het moeilijk te begrijpen dat een overtreding op cultisch gebied als zonde werd gezien, vooral als de overtreding onopzettelijk was. Toch was deze voorstelling gebruikelijk in Israël en het Oude Nabije Oosten. De meeste volken beschouwden zonde als het overtreden van een taboe, of als het beledigen van de goden of de geesten. Dat kon gebeuren zonder dat men het zelf door had. Van die denkwijze zijn in sommige delen van het Oude Testament sporen terug te vinden.

Zonde in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament is zonde, net als in het Oude Testament, een belangrijk thema. Een verschuiving die heeft plaatsgevonden, is dat de nadruk komt te liggen op Jezus Christus' overwinning van de zonde.

Zonde en de wet

In het vroege Jodendom was het denken over zonde nauw verbonden met de Joodse godsdienstige wetten. Deze ‘wet’ (de Tora) omschreef de wil van God, en het overtreden ervan werd als zonde gezien. In sommige delen van het Nieuwe Testament (Hebreeën, Jakobus) vinden we dit idee terug, maar het grootste deel van het Nieuwe Testament keert zich tegen deze opvatting. Jezus deed de wet weliswaar niet af als iets onbelangrijks, maar hij vond een zuiver innerlijk belangrijker dan uiterlijke tradities en regels (zie Matteüs 15:3-9; Marcus 7:21-23).
In de vroege kerk woedde in de beginperiode een discussie over het belang van de wet. Uiteindelijk won, onder invloed van Paulus, de gedachte dat de wet niet langer de basis was van het denken over rechtvaardigheid en zonde (Handelingen 10-11).

De wet als bewijs van zondigheid

Het denken over zonde in relatie tot de wet is vooral uitgewerkt door Paulus. Voor Paulus was de Joodse wet heilig, maar hij was ervan overtuigd dat mensen niet rechtvaardig konden worden door zich aan de wet te houden. De wet leidt niet tot rechtvaardigheid, maar juist tot veroordeling, want niemand kan de wet volledig en perfect naleven. Daarom bewijst de wet hoe zondig de mens is (zie onder andere Galaten 3:19-24).
In Romeinen 5:12-8:10 beschrijft Paulus de zonde als een kwade macht die via de wet de mens aan zich bindt en hem veroordeelt.

Verzoening door Jezus

Volgens Paulus vallen alle mensen, zowel Joden als christenen, onder het oordeel van de zonde (Romeinen 1-3). Maar door de dood van Jezus Christus kunnen zondaars die in Jezus  geloven, verzoend worden met God (Romeinen 5:17).

Door het hele Nieuwe Testament heen vinden we dit idee terug: Jezus is degene die de mensen redt van hun zonden (zie Matteüs 1:21; Johannes 1:29). Hij heeft de zonde overwonnen door zijn dood aan het kruis (1 Petrus 2:24; 1 Johannes 1:7). Daardoor wordt de gelovige een nieuw mens (Kolossenzen 3:10-11): zijn oude zondige natuur is vervangen door een nieuwe geestelijke natuur (zie Romeinen 8:10).

Oorsprong van zonde

Jezus noemt als oorsprong van de zonde het menselijk hart (Marcus 7:21-23). Paulus noemt het domein van het kwaad in de mens ‘het vlees’. Hij doelt daarmee vooral op lichamelijke begeerten die tot zonde kunnen leiden. De oorsprong van de zonde wordt door Paulus ook in verband gebracht met Adam: door de overtreding van Adam is er zonde in de wereld gekomen (Romeinen 5:12-19). 

Voorbeelden van zonden

In het Nieuwe Testament wordt zo’n twintig keer een opsomming van verschillende zonden gegeven, bijvoorbeeld in Matteüs 15:19; Romeinen 1:28-30 en 1 Petrus 4:3. Voorbeelden die genoemd worden, zijn moord, overspel, ontucht en diefstal.

Een zonde die elders in het Nieuwe Testament (vooral in de brief aan de Hebreeën) regelmatig ter sprake komt, is het afwijzen van Jezus Christus (Johannes 15:22).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.8
Volg ons