Wie was Rechabeam in de Bijbel?

Rechabeam was koning van het zuidelijke rijk Juda en regeerde van 924 tot 907 voor Christus.

De naam Rechabeam betekent: Het volk is uitgebreid.

Rechabeam is een zoon van Salomo. In het jaar 922 voor Christus moet hij zijn vader opvolgen als koning van Israël. Maar de twaalf stammen van Israël zijn het niet eens over die opvolging. Tien stammen willen niet weer een koning die regeert zoals Salomo, omdat die het volk zware lasten oplegt. Onder leiding van Jerobeam I scheiden zij zich af (1 Koningen 12:1-24). Daardoor ontstaat er een zuidelijk koninkrijk Juda, naast een noordelijk koninkrijk Israël. Rechabeam wordt koning in Jeruzalem over het gebied van de stammen Juda en Benjamin.

Rechabeam regeert zeventien jaar over het zuidelijke rijk Juda. Tussen hem en Jerobeam I is er voortdurend oorlog (1 Koningen 14:30). Om zijn koninkrijk te verdedigen laat Rechabeam de steden in Juda en Benjamin versterken (2 Kronieken 11:5-12).
Tijdens de regering van Rechabeam valt Sisak, de koning van Egypte, Juda aan (1 Koningen 14:25-28). Sisak verovert verschillende steden in Juda en belegert Jeruzalem. Uiteindelijk kan Rechabeam zijn zelfstandigheid als koning behouden, maar daar betaalt hij wel een hoge prijs voor: Sisak rooft alle kostbare voorwerpen uit de tempel en uit het paleis in Jeruzalem.
Zijn zoon Abiam volgt hem op als koning.

In de bijbelboeken 1 en 2 Koningen en 2 Kronieken staat van elke koning van Israël en Juda een beoordeling. Een koning die goed is, regeert volgens de regels van de God van Israël. David is daar het belangrijkste voorbeeld van. Rechabeam volgt dat voorbeeld niet (1 Koningen 14:22-24; 2 Kronieken 12:1). Overal in het land zijn plaatsen waar naast de God van Israël ook Kanaänitische vruchtbaarheidsgoden worden vereerd.
Volgens 1 Koningen 12:21-24 luistert Rechabeam aan het begin van zijn regering wel naar het advies van Semaja, een profeet van de Heer. Rechabeam mag niet met een groot leger oorlog voeren tegen de tien stammen die zelfstandigheid willen. Want de splitsing van het rijk van Salomo is volgens Semaja de wil van God (1 Koningen 12:21-24).