Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 1: introductie van Jesaja

Jesaja 1 vormt de inleiding op het hele boek Jesaja. Hierin staat wie de schrijver is, in welke tijd hij leefde en tot welk publiek hij sprak. Maar bovenal komt hierin naar voren wat de boodschap van het boek Jesaja is. Die wordt meteen in de eerste hoofdstukken al duidelijk neergezet. Niet de profeet Jesaja of het volk (van) Israël staat in het boek Jesaja centraal, maar God zelf.

Bijbeltekst(en)

1Visioen van Jesaja, de zoon van Amos, dat hij zag over Juda en Jeruzalem toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden.

Aanklacht tegen Israël en Jeruzalem

2Hoor toe, hemel, geef gehoor, aarde,

de HEER heeft gesproken:

Ik heb mijn kinderen opgevoed en grootgebracht,

maar ze zijn tegen Mij in opstand gekomen.

3Een rund herkent zijn meester,

een ezel weet wie zijn voederbak vult,

maar Israël mist elk inzicht,

mijn volk leeft in onwetendheid.

4Wee dit ontrouwe volk, met schuld beladen,

volk van zondaars, verdorven geslacht.

Zij hebben de HEER verlaten,

de Heilige van Israël versmaad,

Hem de rug toegekeerd.

5Ben je niet genoeg geslagen,

verzet je je nog altijd?

Heel je hoofd doet pijn, heel je hart is ziek.

6Van voetzool tot kruin, niets is ongeschonden:

een en al wonden en builen en striemen,

niet verbonden, niet verzorgd, niet met olie verzacht.

7Je land is verwoest, je steden zijn verbrand.

Vreemden stropen onder je ogen de akkers af,

vreemdelingen maken alles tot een woestenij.

8Wat rest er nog van Sion?

Het is als een hut in een wijngaard,

een schuilhut in een komkommerveld,

een stad in het nauw.

9Had de HEER van de hemelse machten

ons niet een laatste rest gelaten,

het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra.

10Hoor de woorden van de HEER, leiders van Sodom,

geef gehoor aan het onderricht van onze God, volk van Gomorra.

11Wat moet Ik met al jullie offers? – zegt de HEER.

Ik heb genoeg van het vlees van jullie schapen,

van het vet van jullie kalveren;

het bloed van stieren, rammen en bokken wil Ik niet meer.

12En wanneer jullie voor Mij verschijnen –

wie heeft je gevraagd mijn voorhoven plat te lopen?

13Houd op met die zinloze offergaven.

Ik heb een afschuw van jullie wierook;

jullie feesten, nieuwemaan en sabbat,

ik duld ze niet naast al dat wangedrag.

14Van jullie nieuwemaan, van ál jullie feesten heb Ik een afkeer,

ze hinderen Mij, Ik kan ze niet langer verdragen.

15Wanneer jullie je handen opheffen, wend Ik mijn ogen af,

ook als je aanhoudend bidt, luister Ik niet.

Aan jullie handen kleeft bloed!

16Was je, reinig je,

maak een eind aan je misdaden,

Ik kan ze niet meer zien.

Breek met het kwaad

17en leer goed te doen.

Zoek het recht, houd tirannen in toom,

kom op voor wezen, sta weduwen bij.

18De HEER zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat.

Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw,

al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.

19Als je weer naar Mij wilt luisteren,

zal het beste van het land je ten deel vallen.

20Als je koppig bent en niet wilt luisteren,

zul je vallen door het zwaard.

De HEER heeft gesproken.

Jesaja 1:1-20NBV21Open in de Bijbel

Uitleg Jesaja 1:1-20
Wat gaat er komen in het boek Jesaja?
De eerste verzen van het boek Jesaja zijn een inleiding op het eerste deel van het boek én op het boek als geheel. Ze geven antwoord op veel vragen: Wie is de schrijver? Wanneer speelt het (eerste deel van het boek Jesaja) zich af? Voor wie is het geschreven? Wat voor teksten kunnen we verwachten? Jesaja 1:2-2:5 is een vooruitblik op wat er in de rest van het boek Jesaja gaat komen. Jesaja 1 gaat over Gods aanklacht tegen Juda en Jeruzalem, Jesaja 2:1-5 gaat over de belofte dat God zelf Sion komt vernieuwen. Dit patroon wordt van Jesaja 2:6-4:6 nog een keer herhaald. Zo wordt aan het begin van het boek duidelijk gemaakt wat je ervan kunt verwachten, de toon wordt gezet. Daarbij ligt de focus op God. Niet Jesaja of het volk Israël staat centraal, maar God.

Gebrek aan inzicht
Gods aanklacht tegen Israël, die vanaf vers 2 begint, gaat niet alleen om schuld, om het verbreken van wetten, maar ook om het ontbreken van kennis en inzicht (vers 3). Als een rund zijn meester al herkent, mag je toch zeker verwachten dat Israël, de kinderen van God, hun God herkennen? Maar het tegendeel is waar: Israël kent God niet en heeft geen inzicht in Gods plannen. Dat uit zich in een opstand van Israël tegen God. Hoe kwetsend die opstand voor God is, wordt duidelijk in vers 2, door het contrast tussen ‘mijn kinderen’ en ‘opstand’. God is als een vader voor Israël, en door die intieme, onverbreekbare band is de opstand des te pijnlijker. Dat zie je ook in de laatste regel van vers 4: het volk heeft God de rug toegekeerd. De breuk lijkt compleet. Daardoor is het volk ‘met schuld beladen’ (vers 4), en daardoor is het karakter van het volk het tegenovergestelde van het heilige karakter van God. Het oordeel dat op die zonde volgt, is al voltrokken. De straf is al uitgevoerd. Het volk wordt als een persoon omschreven die al afgeranseld en ziek is (vers 5-6). Maar deze persoon wordt niet verzorgd en verbonden, niet met zalvende olie ingesmeerd. Dan springt het beeld plotseling over naar verbrande steden en een verwoest land (vers 7). Dat is de harde werkelijkheid van Gods straf. Toch is er hoop. Er is een ‘laatste rest’, die niet vergaan is. In die rest ligt nog de hoop dat God doorgaat met zijn volk. Die hoop ligt bij God: ‘Had de HEER van de hemelse machten ons niet […] gelaten…’ (vers 9). God staat centraal: bij aanklacht, oordeel, straf en redding. Dit zullen we ook in de rest van het boek Jesaja zien. Vanaf vers 10 begint de concrete aanklacht, wordt Israël opgeroepen recht te doen en wordt uiteindelijk aangekondigd wat de straf is als men niet gehoorzaamt, en welke beloning het volk ten deel zal vallen als het wel naar God luistert.

Verband met andere teksten: straf en redding
Het eerste hoofdstuk van het boek Jesaja doet denken aan het lied van Mozes in Deuteronomium 32:1-43. In beide teksten komen dezelfde thema’s voor: hemel en aarde zijn getuigen en Israël, Gods volk, is ontrouw. God straft zijn kinderen door zich van de Israëlieten af te keren. Maar God geneest ook weer, en doet zijn volk overwinnen. In vers 9 wordt verwezen naar het verhaal over de vernietiging van Sodom en Gomorra in Genesis 19:24-26. Jeruzalem was bijna door hetzelfde lot getroffen als die twee steden. Jeruzalem zou onherroepelijk vernietigd zijn, als de HEER van de hemelse machten niet een laatste rest had overgelaten.

Vragen

  1. 1.Jesaja 1 is een vooruitblik op de rest van het boek: welke thema’s kun je in deze tekst ontdekken? Schrijf die eventueel voor jezelf op en let er tijdens het volgen van dit leesplan op waar je deze thema’s weer tegenkomt.
  2. 2.Wat is in deze tekst het verband tussen kennis van God en God dienen?
  3. 3.Herken je in je eigen leven het verband tussen God kennen en hem dienen?

Kader
Jesaja: het boek en de profeet
De profeet Jesaja leefde en werkte tijdens de regeringen van de koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia (rond 750-700 voor Christus) en had toegang tot het koninklijk hof. In die tijd schreef hij het eerste deel van het boek Jesaja. Na zijn dood schreven zijn leerlingen en leerlingen van leerlingen verder aan zijn boek. Zo ontstonden het tweede en derde deel van het boek Jesaja.
Het boek Jesaja bestaat namelijk uit drie grote delen. Het eerste deel (hoofdstuk 1-39, door onderzoekers Proto-Jesaja genoemd) speelt zich af in de tijd vóór de Babylonische ballingschap, als de Assyriërs aan de macht zijn in het Oude Nabije Oosten. Het tweede deel (hoofdstuk 40-55, door onderzoekers Deutero-Jesaja genoemd) speelt zich af tijdens de Babylonische ballingschap, als de Babyloniërs aan de macht zijn in het Oude Nabije Oosten en ze de inwoners van Juda weggevoerd hebben (586-539 voor Christus). Het derde deel van Jesaja (hoofdstuk 56-66, door onderzoekers Trito-Jesaja genoemd) speelt zich af ná de Babylonische ballingschap, als de Perzen aan de macht zijn en een gedeelte van het volk terugkeert naar Juda.
Het eerste deel van het boek Jesaja kun je onderverdelen in vijf stukken, zoals je in de afbeelding kunt zien. Het laatste stuk (hoofdstuk 36-39) is grotendeels gelijk aan 2 Koningen 18:13-20:19 en uit dat boek overgenomen en aangepast.

1-12: Jesaja’s profetieën over Juda en Jeruzalem
13-23: Profetieën tegen andere volken
24-27: Teksten over de eindtijd
28-35: Bedreiging van Jeruzalem door Sanherib
36-39: Jesaja tijdens Sanheribs aanval op Jeruzalem

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.9
Volg ons