Dit moeten jullie bekendmaken in de burchten van Asdod en in de burchten van Egypte: ‘Kom naar de bergen rond Samaria om te zien hoe groot de verwarring in die stad is, hoe hevig de onderdrukking! Tot rechtvaardigheid zijn ze daar niet in staat – spreekt de HEER –, zij die hun burchten vullen met onderdrukking en geweld.’ Daarom, Samaria, zal je land door de vijand worden omsingeld; je vestingwerken worden neergehaald en je burchten geplunderd – zegt God, de HEER.
Dit zegt de HEER: Zoveel als een herder uit de muil van een leeuw weet te redden, niet meer dan een paar botjes of een stukje oor, evenveel zal er van de Israëlieten worden gered, die in Samaria maar op hun bedden hangen en achterover leunen op hun divans.
Luister naar deze woorden en waarschuw het volk van Jakob – spreekt God, de HEER, de God van de hemelse machten: De dag komt dat Ik Israël voor zijn misdaden laat boeten. Mijn straf zal dan de altaren van Betel treffen, de hoorns van de altaren zullen afgehakt worden en op de grond vallen. Dan zal Ik de winterverblijven en de zomerverblijven verwoesten, de ivoren paleizen gaan verloren en vele huizen worden vernietigd – spreekt de HEER.
Luister, vrouwen op de berg van Samaria, jullie die blaken van welstand als koeien van Basan: jullie onderdrukken de zwakken, mishandelen de armen en zeggen tegen je man: ‘Breng ons iets te drinken!’ God, de HEER, zweert bij zijn heiligheid: Weet dat de dagen niet ver zijn dat jullie als vissen met hengels worden opgehaald, en wie er dan nog overblijven met haken. Een voor een worden jullie door de bressen in de stadsmuur naar buiten gedreven en naar Harmon weggeslingerd – spreekt de HEER.