Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
45

451

45:1
Ex. 11:3
die geliefd was bij God en bij mensen:

Mozes, wiens nagedachtenis gezegend is.

2Hij heeft hem in luister aan de engelen gelijk gemaakt

en hem zo veel macht gegeven dat zijn vijanden voor hem beefden.

3

45:3
Ex. 8:8-9,26-27
9:33
10:18-19
33:18-23
Als Mozes het vroeg, gaf hij onmiddellijk een wonderteken,

hij heeft hem tegenover koningen groot gemaakt.

Hij gaf hem geboden voor zijn volk

en toonde hem zijn majesteit.

4

45:4
Num. 12:3,7-8
Om zijn vertrouwen en bescheidenheid heeft hij hem geheiligd;

uit alle mensen heeft hij hem gekozen

5

45:5
Ex. 19:16-20
20:21
24:18
33:11
Deut. 4:6
32:47
en hem zijn stem laten horen,

hij voerde hem een donkere wolk in

en gaf hem daar eigenhandig de geboden:

de wet die leven en kennis geeft,

die Jakob onderricht in het verbond,

Israƫl zijn verordeningen leert.

AƤron

6

45:6
Ex. 4:14
AƤron, Mozes’ broer uit de stam Levi,

maakte hij net zo heilig als Mozes.

7

45:7-12
Ex. 28:1-43
Hij sloot met hem een eeuwig verbond

en maakte hem tot priester van zijn volk.

Hij zegende hem met waardigheid

en kleedde hem in een stralend gewaad.

8Hij kleedde hem in volmaakte schittering

en onderscheidde hem met tekens van macht.

Hij gaf hem een linnen broek, een bovenkleed, een priesterschort.

9Hij omhing hem met granaatappels,

met zeer veel gouden belletjes ertussen,

die zouden rinkelen als hij liep,

die zouden klinken in de tempel,

als teken voor zijn volk.

10Hij omhing hem met een heilig gewaad,

met goud, blauw- en roodpurper bestikt,

het werk van een borduurder;

met de borsttas van het oordeel,

en daarin de orakelstenen van de waarheid;

11een gewaad van karmozijnrode wol geweven,

het werk van een vakman;

met kostbare stenen, als zegels gesneden,

in goud gezet, het werk van een steensnijder,

met inscripties ter herinnering,

ƩƩn voor elke stam van Israƫl.

12Hij had een gouden kroon op zijn tulband,

met daarin het zegel van toewijding gegraveerd,

een prachtig eerbewijs, een machtig werkstuk,

een lust voor het oog, zo rijk versierd.

13Zoveel prachtigs is er vóór hem niet geweest

en tot in eeuwigheid zal geen onbevoegde het dragen;

alleen zijn nakomelingen,

alleen zijn nageslacht, voor altijd.

14

45:14-17
Ex. 29:1-46
Lev. 8:1-36
AƤrons offers moeten volledig worden verbrand,

tweemaal per dag, elke dag opnieuw.

15

45:15
Ex. 40:15
Num. 6:23-27
Mozes wijdde hem tot priester

en zalfde hem met heilige olie.

Met hem werd een eeuwig verbond gesloten,

en met zijn nageslacht:

zolang de hemel bestaat zullen ze de Heer als priester dienen,

om zijn volk te zegenen met zijn naam.

16

45:16-17
Deut. 33:10
45:16
Lev. 2:2-16
De Heer koos hem uit alle mensen

om hem offers te brengen,

aangenaam geurende offers ter herinnering,

om verzoening voor het volk te bewerken.

17Hij gaf hem met zijn geboden en rechtsbesluiten

de macht om Jakob zijn getuigenissen te leren,

Israƫl met zijn wet te verlichten.

18

45:18
Num. 16:1-17:15
Buitenstaanders werden in de woestijn jaloers op hem

en kwamen in laaiende woede in opstand:

de mannen van Datan en Abiram

en de aanhang van Korach.

19De Heer zag het en verwierp het,

en vernietigde hen door zijn brandende toorn.

Hij gaf hun een teken

door ze in zijn vlammend vuur te verteren.

20

45:20
Num. 18:12-13
Hij vermeerderde de roem van AƤron

en gaf hem een erfdeel.

Hij gaf hem de eerste vruchten van de nieuwe oogst

en vooral brood in overvloed.

21

45:21
Ex. 29:28,31-32
Lev. 6:9-11
7:9-10,32-36
Want AƤron en zijn nakomelingen mochten eten van de offers aan de Heer,

die hij hun schonk.

22

45:22
Num. 18:20
Maar in het land van het volk kregen ze geen gebied,

in hun midden kregen ze geen deel,

want de Heer zelf is hun bezit.

Pinechas

23

45:23
Num. 25:7-13
Pinechas, de zoon van Eleazar,

was de derde die roem verwierf,

doordat hij aanspoorde tot ontzag voor de Heer

en, toen het volk zich van hem afkeerde,

met al zijn moed en geestdrift vastberaden bleef

en zo voor Israƫl verzoening bracht.

24Daarom werd met hem een vriendschapsverbond gesloten:

hij zou aan het hoofd staan van het heiligdom en van het volk,

hij en zijn nakomelingen zouden hogepriester zijn,

door de eeuwen heen.

25In het verbond met koning David,

de zoon van IsaĆÆ, uit de stam Juda,

gaat de erfopvolging slechts over van zoon op zoon,

maar de erfopvolging van AƤron gaat over van generatie op generatie.

26Moge de Heer jullie de wijsheid schenken

om zijn volk rechtvaardig te oordelen,

opdat jullie voorspoed niet verdwijnt

en jullie luister zich uitstrekt over alle generaties.