Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
110

1101

110:1
Mat. 22:44
Marc. 12:36
Luc. 20:42-43
Hand. 2:34-35
1 Kor. 15:25
Hebr. 1:13
10:12-13
Van David, een psalm.

De HEER spreekt tot mijn heer:

‘Neem plaats aan mijn rechterhand,

ik maak van je vijanden

een bank voor je voeten.’

2Uit Sion reikt de HEER u

de scepter van de macht,

u zult heersen over uw vijanden.

3Uw volk staat klaar op de dag dat u ten strijde trekt.

Op de heilige bergen,110:3 Op de heilige bergen – Volgens sommige Hebreeuwse handschriften en oude vertalingen. MT: ‘In heilige pracht’. uit de schoot van de dageraad,

komt tot u de dauw van uw jeugd.110:3 van uw jeugd – Sommige Hebreeuwse handschriften en oude vertalingen lezen: ‘ik heb u verwekt’.

4

110:4
Gen. 14:18
Hebr. 5:6
6:20
7:17,21
De HEER heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug:

‘Je bent priester voor eeuwig,

zoals ook Melchisedek was.’110:4 zoals ook Melchisedek was – Ook mogelijk is de vertaling: ‘rechtmatig koning volgens mijn besluit’.

5

110:5
Ps. 2:5
Op. 11:18
De Heer aan uw rechterhand

verplettert koningen op de dag van zijn toorn.

6Hij berecht de volken,

verplettert hoofden, overal op aarde,

lijken stapelen zich op.

7Hij drinkt onderweg uit de beek

en dan heft hij zijn hoofd.