121Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God,
om uw lichamen aan God te wijden
als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.
2
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid
1 Thess. 4:3
om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
3Want door de genade
die mij gegeven is, zeg ik ieder onder u
niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van geloof
Efez. 4:7
zoals God die aan ieder heeft toebedeeld.
4Want
Efez. 1:23
4:16
5:23
Kol. 1:24
zoals wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde functie hebben,
5
2 Kor. 10:13
1 Petr. 4:10
zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden van elkaar.
6En nu hebben wij
genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven:
7hetzij
profetie, naar de mate van het geloof; hetzij
dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen;
8hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt,
in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt,
2 Kor. 9:7
met blijmoedigheid.
9Laat de liefde ongeveinsd zijn.
Amos 5:15
Heb een afkeer van het kwade en houd vast aan het goede.
10
Hebr. 13:1
1 Petr. 1:22
2:17
Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde.
1 Petr. 5:5
Ga elkaar voor in eerbetoon.
11Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest. Dien de Heere.
12
1 Thess. 5:16
Verblijd u in de hoop.
12:1
Jak. 5:7
Wees geduldig in de verdrukking.
Efez. 6:18
Kol. 4:2
1 Thess. 5:17
Volhard in het gebed.
13
Wees deelgenoot in de noden van de heiligen.
1 Petr. 4:9
Leg u toe op de gastvrijheid.
14
1 Kor. 4:12
Zegen wie u vervolgen. Zegen hen en vervloek hen niet.
15Verblijd u met hen die blij zijn, en huil met hen die huilen.
16
1 Kor. 1:10
Filipp. 2:2
3:16
1 Petr. 3:8
Wees eensgezind onder elkaar.
Jes. 5:21
Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog.
17
Matt. 5:39
1 Kor. 6:7
1 Thess. 5:15
Vergeld niemand kwaad met kwaad.
1 Petr. 2:12
Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen.
18
Hebr. 12:14
Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.
19
Luk. 6:29
Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven:
Hebr. 10:30
Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere.
20
Matt. 5:44
Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen.
21Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.