271Een psalm van David.
60:19,20
Micha 7:8
Luk. 1:79
Joh. 1:4
8:12
Openb. 21:23
De HEERE is mijn licht en mijn heil,
voor wie zou ik vrezen?
De HEERE is mijn levenskracht,
voor wie zou ik angst hebben?
2Toen kwaaddoeners op mij afkwamen,
om mij levend te verslinden27:2 levend te verslinden - Letterlijk: om mijn vlees te eten.
– mijn tegenstanders en mijn vijanden –
struikelden zij zelf en vielen.
3Al belegerde mij een leger,
mijn hart zou niet vrezen;
al brak er een oorlog tegen mij uit,
toch vertrouw ik hierop.
4Eén ding heb ik van de HEERE verlangd,
dát zal ik zoeken:
dat ik wonen mag in het huis van de HEERE,
al de dagen van mijn leven,
om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen
en te onderzoeken in Zijn tempel.
5Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut
op de dag van het onheil.
Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent,
Hij plaatst mij hoog op een rots.
6Nu heft mijn hoofd zich omhoog
boven mijn vijanden, die mij omringen.
Ik zal in Zijn tent offers brengen onder geschal van trompetten;
ik zal zingen, ja, ik zal psalmen zingen voor de HEERE.
7Hoor, HEERE, mijn stem als ik roep;
wees mij genadig en antwoord mij.
8Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt:
Zoek Mijn aangezicht.
Ik zóek Uw aangezicht, HEERE,
9verberg Uw aangezicht niet voor mij.
Wijs Uw dienaar niet af in toorn,
U bent mijn hulp geweest;
laat mij niet in de steek en verlaat mij niet,
o God van mijn heil.
10Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten,
maar de HEERE zal mij aannemen.
11HEERE,
86:11
119
leer mij Uw weg,
leid mij op een geëffend pad
omwille van mijn belagers.
12Geef mij niet over aan de begeerte van mijn tegenstanders,
want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan
en mensen die briesen van geweld.
13Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE
zou zien in het land van de levenden,
ik was vergaan.
14
33:2
Hab. 2:3
Wacht op de HEERE,
wees sterk
en Hij zal uw hart sterk maken;
ja, wacht op de HEERE.
281Een psalm van David.
Tot U roep ik, HEERE, mijn rots.
Houd U niet doof voor mij!
Want houdt U Zich stil voor mij,
dan ben ik aan hen gelijk
die in de kuil neerdalen.
2Hoor mijn luide smeekbeden,
wanneer ik tot U roep,
wanneer ik mijn handen ophef
naar Uw binnenste heiligdom.
3Ruk mij niet weg met de goddelozen
en met allen die onrecht bedrijven,
Jer. 9:8
die van vrede spreken met hun naaste,
terwijl er kwaad is in hun hart.
4Geef hun loon naar wat zij doen
en naar hun slechte daden,
geef hun naar het werk van hun handen,
vergeld hun naar wat zij verdienen.
5Want zij letten niet
op de daden van de HEERE,
en op het werk van Zijn handen;
daarom zal Hij hen afbreken en niet opbouwen.
6Geloofd zij de HEERE,
want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
7De HEERE is mijn kracht en mijn schild;
op Hem heeft mijn hart vertrouwd
en ik ben geholpen.
Daarom springt mijn hart op van vreugde
en zal ik Hem met mijn lied loven.
8De HEERE is hun kracht,
Hij is de kracht achter de overwinningen van Zijn gezalfde.
9Verlos Uw volk en zegen Uw eigendom,
weid hen en draag hen tot in eeuwigheid.
291Een psalm van David.
Geef de HEERE, machtige heersers,29:1 machtige heersers - Letterlijk: zonen van God; zie ook Ps. 89:7.
geef de HEERE eer en macht.
2Geef de HEERE de eer van Zijn Naam,
buig u voor de HEERE neer in Zijn heerlijke heiligdom.
3De stem van de HEERE klinkt over de wateren,
de God der ere dondert;
de HEERE is op de grote wateren.
4De stem van de HEERE is vol kracht,
de stem van de HEERE is vol glorie.
5De stem van de HEERE breekt de ceders,
ja, de HEERE verbreekt de ceders van de Libanon.
6Hij doet de Libanon huppelen als een kalf
en de Sirjon als een jonge, wilde os.
7De stem van de HEERE hakt vurige vlammen uit de wolken.
8De stem van de HEERE doet de woestijn beven,
de HEERE doet de woestijn Kades beven.
9De stem van de HEERE doet de hinden jongen werpen
en ontschorst de wouden;
maar in Zijn tempel zegt eenieder: Hem zij de eer!
10De HEERE troont boven de watervloed,
ja, de HEERE troont als
Koning voor eeuwig.
11De HEERE zal Zijn volk kracht geven,
de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede.