601Sta op, word verlicht, want uw licht komt
en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op.
2Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken
en donkere wolken de volken,
maar over u zal de HEERE opgaan
en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.
3En heidenvolken zullen naar uw licht gaan
en koningen naar de glans van uw dageraad.
4Sla uw ogen op, kijk om u heen en zie:
zij allen zijn bijeengekomen, zij komen naar u toe.
Uw zonen zullen van verre komen
en uw dochters zullen op de heup gedragen worden.
5Dan zult u het zien en
stralen,
uw hart zal diep ontzag hebben en zich verruimen,
want de menigte van de zee zal zich naar u toekeren,
het vermogen van de heidenvolken zal naar u toe komen.
6Een menigte kamelen zal u bedekken,
de jonge kamelen van Midian en Efa.
Zij allen uit Sjeba zullen komen,
goud en wierook zullen zij aandragen,
zij zullen de loffelijke daden van de HEERE boodschappen.
7Alle schapen van Kedar zullen voor u bijeengebracht worden,
de rammen van Nebajoth staan u ten dienste;
ze zullen als een welgevallig offer komen op Mijn altaar
en Ik zal aan Mijn luisterrijk huis aanzien geven.
8Wie zijn dezen, die daar komen aangevlogen als een wolk,
als duiven naar hun til?
9Voorzeker, de kustlanden zullen Mij verwachten,
en de schepen van Tarsis zullen de eerste zijn
om uw kinderen van verre te brengen,
hun zilver en hun goud met hen,
naar de Naam van de HEERE, uw God,
naar de Heilige van Israël, want Hij heeft u verheerlijkt.
10Vreemdelingen zullen uw muren herbouwen
en
hun koningen zullen u dienen,
want in Mijn grote toorn heb Ik u geslagen,
maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd.
11Uw poorten zullen steeds openstaan;
dag en nacht zullen ze niet gesloten worden,
opdat men het vermogen van de heidenvolken naar u toe zal brengen
en hun koningen naar u toe geleid zullen worden.
12Want het volk en het koninkrijk die u niet zullen dienen, zullen vergaan en die volken zullen totaal verwoest worden.
13De luister van de Libanon zal naar u toe komen,
cipres, plataan en dennenboom tezamen,
om de plaats van Mijn heiligdom aanzien te geven,
en Ik zal de plaats van Mijn voeten verheerlijken.
14Ook zullen, zich buigend, naar u toe komen
de kinderen van hen die u onderdrukt hebben,
en allen die u verworpen hebben, zullen zich neerbuigen aan uw voetzolen,
en zij zullen u noemen: Stad van de HEERE,
het Sion van de Heilige van Israël.
15In plaats van dat
54:1,6,7
u verlaten en gehaat bent geweest,
zodat niemand door u heen trok,
zal Ik u tot een eeuwige glorie maken,
tot een vreugde van generatie op generatie.
16U zult de melk van de heidenvolken zuigen,
ja, u zult aan de borst van koningen zuigen;
dan zult u weten dat Ik, de HEERE,
uw Heiland ben,
en uw Verlosser, de Machtige van Jakob.
17In plaats van koper zal Ik goud brengen,
in plaats van ijzer zal Ik zilver brengen,
in plaats van hout koper,
in plaats van stenen ijzer.
En als uw opzichter stel Ik vrede aan
en als uw opzieners gerechtigheid.
18Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land,
van verwoesting of rampen60:18 rampen - Letterlijk: breuk. binnen uw grenzen,
maar uw muren zult u noemen Heil,
en uw poorten Lof.
19De zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag
en als een schijnsel zal u de maan niet verlichten,
maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht
en uw God tot uw sieraad.
20Uw zon zal niet meer ondergaan
en uw maan zal zijn licht niet intrekken,
want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn
en aan de dagen van uw rouw zal een einde komen.
21Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn,
voor eeuwig zullen zij de aarde in bezit nemen.
Zij zullen een
stekje zijn, door Mij geplant,
45:11
een werk van Mijn handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden.
22De kleinste zal tot duizend worden
en de minste tot een machtig volk;
Ík, de HEERE, zal dit te zijner tijd spoedig doen komen.
611De
Geest van de Heere HEERE is op Mij,
omdat de HEERE Mij gezalfd heeft
om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen.
Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart,
om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen
en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis;
2om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE
en de dag van de wraak van onze God;
om alle treurenden te troosten;
3om aangaande de treurenden van Sion te beschikken dat hun gegeven zal worden
sieraad in plaats van as,
vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een benauwde geest,
opdat zij genoemd worden eiken van de gerechtigheid,
een planting door de HEERE, om Hem te verheerlijken.
4Zij zullen
verwoeste plaatsen van weleer herbouwen,
de woeste plaatsen van vroeger weer oprichten,
de verwoeste steden vernieuwen,
die verwoest lagen, van generatie op generatie.
5Vreemden zullen klaarstaan en uw kudden weiden,
vreemdelingen zullen uw akkerbouwers en uw wijnbouwers zijn.
6Ú echter zult genoemd worden:
Openb. 1:6
5:10
priesters van de HEERE,
men zal u noemen: dienaren van onze God.
U zult het vermogen van heidenvolken eten,
u zult u beroemen in hun luister.
7In plaats van uw dubbele schaamte en schande
zullen zij juichen over hun deel.
Daarom zullen zij in hun land het dubbele in erfelijk bezit hebben,
zij zullen eeuwige blijdschap hebben.
8Want Ik, de HEERE, heb het recht lief,
Ik haat roof bij het brandoffer,61:8 bij het brandoffer - Ook mogelijk is de vertaling: met onrecht.
en Ik zal geven dat hun werk in waarheid zal zijn
en Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten.
9Hun nageslacht zal onder de heidenvolken bekend worden,
en hun nakomelingen te midden van de volken.
Allen die hen zien, zullen erkennen
dat zij een nageslacht zijn dat de HEERE heeft gezegend.
10Ik ben zeer vrolijk in de HEERE,
mijn ziel verheugt zich in mijn God,
want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil,
de mantel van gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan,
zoals een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk hoofdsieraad,
en een bruid zich tooit met haar sieraden.
11Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt,
en zoals een tuin het daarin gezaaide doet opkomen,
zo zal de Heere HEERE gerechtigheid doen opkomen
en lof voor alle volken.
621Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn,
totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans,
en haar heil als een brandende fakkel.
2De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien
en alle koningen uw luister;
u zult met
een nieuwe naam genoemd worden,
die de mond van de HEERE bepalen zal.
3U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE
en een koninklijke tulband in de hand van uw God.
4Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene,
en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij,
maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar,
en uw land: getrouwde;
want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden.
5Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw,
zo zullen uw kinderen trouwen met u;
zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid,
zo zal uw God Zich over u verblijden.
6Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld.
Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet.
U die het volk aan de HEERE doet denken,
gun u geen rust.
7Ja, geef Hem geen rust,
totdat Hij Jeruzalem gegrondvest heeft
en gesteld heeft
tot een lof op aarde.
8De HEERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand
en bij Zijn sterke arm:
Nooit zal Ik uw koren meer geven
als voedsel aan uw vijanden,
en nooit zullen vreemdelingen meer uw nieuwe wijn drinken
waarvoor u zich ingespannen hebt!
9Maar wie het inzamelen, zullen het eten
en de HEERE prijzen,
en wie hem oogsten, zullen hem drinken
in de voorhoven van Mijn heiligdom.
10
57:14
Ga door, ga door, de poorten door,
bereid de weg voor het volk,
verhoog, verhoog de gebaande weg,
zuiver hem van stenen,
steek een banier omhoog boven de volken.
11Zie, de HEERE heeft het doen horen
tot aan het einde der aarde:
Zeg tegen de dochter van Sion:
Zie, uw heil komt,
zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich
en Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit.
12Zij zullen hen noemen: het heilige volk,
de verlosten van de HEERE,
en u zult genoemd worden: Gezochte,
Stad die niet verlaten is.