511Luister naar Mij, u die de gerechtigheid najaagt,
u die de HEERE zoekt.
Aanschouw de rots waarin u uitgehakt bent,
de holte van de put waaruit u gegraven bent.
2Aanschouw Abraham, uw vader,
en Sara, die u gebaard heeft.
Want toen hij nog alleen was, riep Ik hem,
Ik zegende hem en maakte hem talrijk.
3Want de HEERE zal Sion troosten,
Hij zal al haar puinhopen troosten.
Hij zal haar woestijn maken als Eden,
haar wildernis als de hof van de HEERE.
Vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden,
dankzegging en luid psalmgezang.
4Sla acht op Mij, Mijn volk,
Mijn natie, hoor Mij aan,
want een wet zal van Mij uitgaan
en Mijn recht zal Ik tot rust doen komen tot een licht voor de volken.
5Mijn gerechtigheid is nabij,
Mijn heil treedt tevoorschijn
en Mijn armen zullen de volken oordelen,
de kustlanden zullen op Mij wachten
en op Mijn arm zullen ze hopen.
6Sla uw ogen op naar de hemel
en aanschouw de aarde beneden,
want de hemel zal verdwijnen als rook,
de aarde zal verslijten als een kleed,
evenzo51:6 evenzo - Of: als muggen. zullen haar bewoners sterven.
Maar Mijn heil zal voor eeuwig bestaan,
Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden.
7Luister naar Mij, u die de gerechtigheid kent,
volk dat Mijn wet
in zijn hart heeft,
wees niet bevreesd voor de smaad van stervelingen,
wees niet ontsteld door hun beschimpingen.
8Want
de mot zal hen opeten als een kleed,
de mottenlarve zal hen opeten als wol.
Maar Mijn gerechtigheid zal voor eeuwig bestaan,
en Mijn heil van generatie op generatie.
9Ontwaak, ontwaak, bekleed u met kracht,
arm van de HEERE!
Ontwaak als in de dagen van weleer,
als bij de generaties van vroeger eeuwen!
Bent u het niet die Rahab hebt neergehouwen,
het zeemonster doorboord?
10Bent u het niet die de zee heeft drooggelegd,
de wateren van de grote watervloed,
die de diepten van de zee gemaakt heeft tot een weg,
zodat de verlosten erdoor konden gaan?
11Zo zullen wie door de HEERE zijn vrijgekocht, terugkeren
en met gejuich in Sion komen.
Eeuwige blijdschap zal op hun hoofd zijn,
vreugde en blijdschap zullen zij verkrijgen,
verdriet en gezucht zullen wegvluchten.
12Ik, Ik ben het Die u troost.
Wie bent u dat u bevreesd bent voor
een sterveling, die sterven moet,
voor een mensenkind, gras, dat vergaat,
13en dat u de HEERE vergeet, Die u gemaakt heeft,
Ps. 104:2
Jes. 40:22
42:5
44:24
Die de hemel uitgespannen heeft
en de aarde gegrondvest,
en dat u voortdurend, de hele dag, angstig bent
vanwege de woede van de onderdrukker,
wanneer hij zich gereedmaakt om u te gronde te richten?
Waar is dan de woede van de onderdrukker?
14De geknevelde zal snel worden losgelaten,
hij zal niet sterven in de put van ellende,
zijn brood zal hem niet ontbreken.
15Want Ik ben de HEERE, uw God,
Die de zee opzweept, zodat zijn golven bruisen,
HEERE van de legermachten is Zijn Naam.
16Ik leg Mijn woorden in uw mond,
en bedek u onder de schaduw van Mijn hand,
om de hemel te planten en de aarde te grondvesten,
om te zeggen tegen Sion: U bent Mijn volk.
17
Ontwaak, ontwaak,
sta op, Jeruzalem!
U die uit de hand van de HEERE gedronken hebt
de beker van Zijn grimmigheid;
de droesem uit de beker van bedwelming hebt u gedronken, opgedronken.
18Er is niemand die haar zachtjes leidt
van al de kinderen die zij heeft gebaard;
er is niemand die haar hand grijpt
onder al de kinderen die zij heeft grootgebracht.
19
Deze twee dingen zijn u overkomen.
Wie betuigt u zijn medeleven?
Er is verwoesting en ondergang,51:19 ondergang - Letterlijk: breuk. honger en zwaard.
Door wie zal Ik u troosten?
20
Uw kinderen zijn uitgeput,
zij liggen op de hoeken van alle straten, als een antilope in een net;
zij zijn vol van de grimmigheid van de HEERE,
van de bestraffing door uw God.
21Daarom, luister toch hiernaar,
u die ellendig bent, dronken, maar niet van wijn.
22Zo zegt uw Heere, de HEERE en uw God,
Die voor Zijn volk een rechtszaak zal voeren:
Zie, Ik neem de beker van bedwelming uit uw hand,
de droesem van de beker van Mijn grimmigheid –
u zult die voortaan niet meer drinken.
23Maar Ik zal hem geven in de hand van hen die u bedroeven,
die tegen uw ziel zeiden:
Werp je neer, dan lopen wij over je heen.
En u legde uw rug neer als was u aarde,
als was u de straat voor wie daaroverheen gaan.
521Ontwaak, ontwaak,
bekleed u met uw kracht, Sion,
trek uw mooiste kleren aan,
Jeruzalem, heilige stad!
Want voortaan zal in u
geen onbesnedene of onreine meer komen.
2Schud het stof van u af, sta op,
zet u neer, Jeruzalem,
maak de ketenen om uw hals los,
gevangene, dochter van Sion!
3Want zo zegt de HEERE: Voor niets bent u verkocht, u zult ook zonder geld worden verlost.
4Want zo zegt de Heere HEERE: Vroeger
daalde Mijn volk af naar Egypte om daar als vreemdeling te verblijven, en Assyrië heeft het zonder oorzaak onderdrukt.
5En nu, wat staat Mij hier te doen? spreekt de HEERE. Want Mijn volk is voor niets weggevoerd, zijn overheersers doen het weeklagen, spreekt de HEERE, en voortdurend, heel de dag, wordt Mijn Naam
Rom. 2:24
gelasterd.
6Daarom zal Mijn volk Mijn Naam kennen; daarom, op die dag, zal het weten dat Ik het Zelf ben Die spreekt: Zie, hier ben Ik.
7
Rom. 10:15
Hoe lieflijk zijn op de bergen
de voeten van hem die het goede boodschapt,
die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede,
die heil laat horen,
die tegen Sion zegt:
Uw God is Koning.
8Een stem, uw wachters verheffen hun stem,
tezamen juichen zij,
want zij zullen het zien, oog in oog,
als de HEERE terugkeert naar Sion.
9Breek uit in gejubel, juich tezamen,
puinhopen van Jeruzalem,
want de HEERE heeft Zijn volk getroost,
Hij heeft Jeruzalem verlost.
10De HEERE heeft Zijn heilige arm ontbloot
voor de ogen van alle heidenvolken;
Luk. 3:6
en alle einden der aarde zien
het heil van onze God.
11Vertrek, vertrek, ga daar weg,
Openb. 18:4
raak het onreine niet aan,
ga uit haar midden weg, reinig u,
u die de heilige voorwerpen van de HEERE draagt!
12Maar u zult niet overhaast weggaan,
u zult niet als op de vlucht gaan,
want de HEERE zal vóór u uit trekken,
en de God van Israël zal uw achterhoede zijn.
13Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen,
Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden.
14Zoals velen zich over U ontzet hebben
– zo
geschonden was Zijn gezicht, meer dan van iemand anders,
en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen –
15zó zal Hij vele heidenvolken besprenkelen,
koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan.52:15 sprakeloos staan - Letterlijk: hun mond sluiten.
Want zij aan wie het
niet verteld was, zullen het zien,
en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.
531Wie
Rom. 10:16
heeft onze prediking geloofd,
en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard?
2Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht,
als een wortel uit dorre aarde.
Gestalte of glorie had Hij niet;
als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben.
3Hij was
Jes. 49:7
52:14
Mark. 9:12
veracht, de onwaardigste onder53:3 de onwaardigste onder - Of: verworpen door. de mensen,
een Man van smarten, bekend met ziekte,
en als iemand voor wie men het gezicht verbergt;
Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.
4Voorwaar, onze ziekten heeft
HÃj op Zich genomen,
onze smarten heeft Hij gedragen.
WÃj hielden Hem echter voor een geplaagde,
door God geslagen en verdrukt.
5Maar
1 Kor. 15:3
Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen
is er voor ons genezing gekomen.
6Wij dwaalden allen als schapen,
wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen
op Hem doen neerkomen.
7Toen betaling geëist werd, werd HÃj verdrukt,53:7 Toen … verdrukt - Of: Hij werd mishandeld en Hij werd verdrukt.
maar
27:12,14
Mark. 14:61
15:5
Hij deed Zijn mond niet open.
Als
een lam werd Hij ter slachting geleid;
als een schaap dat stom is voor zijn scheerders,
zo deed Hij Zijn mond niet open.
8Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen,
en wie zal Zijn leeftijd uitspreken?
Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden.
Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest.
9Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld,
en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest,
omdat Hij geen onrecht gedaan heeft
1 Joh. 3:5
en geen bedrog in Zijn mond geweest is.
10Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt.
Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben,
zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen;
het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn.
11Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het53:11 het - Volgens drie van de Dode Zeerollen en de Septuaginta: het licht. zien,
Hij zal verzadigd worden.
Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken,
want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.
12Daarom zal Ik Hem veel53:12 veel - Of: onder velen. toedelen,
en machtigen zal Hij verdelen als buit,
omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood,
Luk. 22:37
onder de overtreders is geteld,
omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft
en
voor de overtreders gebeden heeft.