Moeten kinderen boeten voor de schuld van de ouders?

De revisie van Exodus 20:5 en de betekenis van paqad

Jaap van Dorp

Een van de meest besproken teksten in de Nieuwe Bijbelvertaling is Exodus 20:5, waar we lezen: ‘Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten.’ Kan het wel kloppen dat God de schuld van de ouders verrekent met de kinderen? Is dit werkelijk wat de brontekst zegt?

Samenvatting
De keuze voor ‘laten boeten’ in Exodus 20:5 in de Nieuwe Bijbelvertaling heeft veel stof doen opwaaien. De revisie geeft de kans om de reacties te evalueren en te bekijken welke ruimte er is voor een alternatief. De keuze van de Nieuwe Bijbelvertaling sluit aan bij de meest gangbare lexicale opvatting: ‘vergelden’, ‘verhalen op’, ‘bezoeken aan’, ‘laten boeten’. Toch bieden recentere studies ruimte voor een alternatief. De overtredingen van de ontrouwe ouders vormen een obstakel, daar moet iets mee gebeuren. De HEER legt ze als het ware neer bij de nakomelingen. Hij spreekt ze erop aan, er dreigt straf. Maar binnen de verbondsrelatie is ruimte voor de bede om vergeving: men kan breken met de ontrouw van de voorouders. Daarom is ‘laten boeten’ een te massieve weergave. Het alternatief ‘ter verantwoording roepen’ maakt eveneens duidelijk dat de ‘schuld/overtreding’ bij het nageslacht wordt neergelegd, maar houdt er tegelijk rekening mee dat er binnen het verbond een herstelmechanisme is.

Exodus 20:5-6 is de passage met de afsluitende verzen van het tweede gebod:

NBV, Exodus 20:5-6

5Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 6maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.

Er zijn sinds 2004 veel kritische reacties op deze vertaling bij het NBG binnengekomen. De centrale vraag is daarbij steeds of de keuze van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) voor ‘laten boeten’ als weergave van het werkwoord paqad, terecht is. Wat is de juiste vertaling van dit woord, dat in de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951) en de Naardense Bijbel met ‘bezoeken’ is weergegeven, in de Willibrordvertaling 2012 met ‘wreken’ en in de Herziene Statenvertaling (HSV) met ‘vergelden’?

ID: block_5f44feadd0063

De reacties zijn verzameld in het vertaalarchief van het NBG in Haarlem. Enkele ervan vormden de aanleiding tot mijn eerdere artikel hierover, ‘Discussie over de vertaling van Exodus 20:5 in de NBV’, in: Met Andere Woorden 25/3 (2006), 49-56. Het huidige artikel laat zien hoe de discussie na 2006 verder is gegaan.

ID: block_5f44fef0d0064

Deze vraag betreft naast Exodus 20:5 ook Exodus 34:7, Numeri 14:18 en Deuteronomium 5:9, waar vergelijkbare uitspraken staan.

Daarnaast spelen ook andere vragen een rol. Wat betekent in de gegeven context het woord ‘awon van de ouders: is dat hun ‘schuld’ (NBV), hun ‘misdaad’ (Statenvertaling, SV), hun ‘onrecht’ (Naardense Bijbel 2014)? Hoe moeten we ons de rol van de nakomelingen (de kinderen, het derde en het vierde geslacht) precies voorstellen? Wat betekent leson’aj, in de NBV vertaald met ‘wanneer ze mij haten’, in de vertaling van Dasberg 1970 met ‘voor zover die Mij haten’, in de Groot Nieuws Bijbel 1996 met ‘Wie zich tegen mij verzet’? En op wie heeft de inhoud van de zin eigenlijk betrekking: alleen op het derde en het vierde geslacht, op alle kinderen, op de ouders, of op iedereen?

De vertaling van Exodus 20:5 wordt op dit moment geëvalueerd in het kader van de herziening van de NBV. Dit artikel doorloopt verschillende stappen. Allereerst wil ik inzicht bieden in de kritiek zoals die gegeven is (paragrafen 1 en 2). Vervolgens wil ik inzichtelijk maken waarop de keuze van de NBV voor ‘laten boeten’ gebaseerd is (paragrafen 3 en 4). Daarna onderzoek ik de taalkundige en exegetische speelruimte voor alternatieven (paragrafen 5, 6, 7 en 8). En tot slot laat ik zien hoe een alternatieve vertaling van Exodus 20:5-6 eruit zou kunnen zien.

Ik beoog in dit artikel geen kant-en-klare revisieoplossing te bieden. Daarvoor zijn de problemen te complex. Wél beoog ik uit te zoeken in hoeverre de kritiek op de NBV hout snijdt en welke ruimte er is om tot een andere vertaling te komen.

1. Kritiek op paqad, ‘laten boeten’

Op de keuze voor ‘laten boeten’ als weergave van paqad is in vele brieven kritiek geleverd. Ik doe een greep uit de reacties en inventariseer de voorgestelde alternatieven. Er zijn in al die reacties vijf invalshoeken te onderscheiden:

ID: block_5f450014d0066

Daarnaast ook in verschillende artikelen: Frans Rozemond, ‘Leve de liturgische creativiteit’ in: Kerkinformatie 139 (juli/augustus 2006), 12, in de bijdrage van Wolter Rose voor het Oudtestamentisch Werkgezelschap, en in ‘Efemeriden-642, EX 20:5-6’ van Piet van Midden (25 juni 2018).

1) Vaak nemen critici de formulering van de eerdere vertalingen, SV en NBG 1951, als maatstaf, die paqad in Exodus 20:5 weergegeven met ‘bezoeken aan’. Daarmee vergeleken zou de NBV met ‘laten boeten’ dit vers te veel invullen en verkeerd weergeven. De vertaling zou het misverstand uitlokken dat kinderen volgens de Bijbel moeten boeten voor de fouten van hun ouders. Dat misverstand kan worden voorkomen door paqad weer te geven met ‘opzoeken bij’, ‘inspecteren’, ‘controleren’, ‘visiteren’, ‘natrekken’. Paqad houdt dan in dat wordt onderzocht of de kinderen hetzelfde doen als de ouders.

Het is echter een misverstand dat de traditionele weergave ‘bezoeken aan’ deze keuze zou ondersteunen. ‘Bezoeken aan’ heeft de betekenis ‘iemand bejegenen met bewijzen van ongenade’, ‘iemand met rampen treffen’, ’iemand voor zijn zonde straffen’. Inhoudelijk is er geen verschil tussen de SV met ‘bezoeken aan’ en de HSV met ‘vergelden’. Een beroep op de traditionele vertaalkeuze ‘bezoeken aan’ snijdt dus geen hout in deze kwestie. De NBV zegt hetzelfde, maar dan in gangbaar Nederlands.

ID: block_5f4502cad0067

Zie daarvoor het Woordenboek der Nederlandse Taal (tweede deel, tweede stuk), ’s-Gravenhage/Leiden 1903, 2490.

2) Lexicale invalshoek. Critici die het Hebreeuws machtig zijn kiezen veelal een andere invalshoek. Ze wijzen op het brede betekenisveld van paqad in het Hebreeuws. Daartoe behoren ook de nuances van ‘bezoeken’, ‘controleren’, ‘natrekken’, ‘inspecteren’. Daarmee komen ze, langs een andere weg, uit bij hetzelfde punt als hierboven genoemd. Zou de vertaling niet beter kunnen luiden: ‘Het kwaad van de ouders trek ik na bij de kinderen…’? Wordt dat kwaad ontdekt, dan volgt er straf, zo niet, dan blijft de straf uit. In de paragrafen 2 en 3 zullen we bekijken in hoeverre deze visie overtuigend is.

3.) Een Bijbels theologische invalshoek. Verschillende schrijvers wijzen erop dat ‘vergelden’ of ‘laten boeten’ in Exodus 20:5 in tegenspraak is met andere Bijbelse teksten. Teksten als Deuteronomium 7:10, Deuteronomium 24:16 en Ezechiël 18:1-32 geven juist aan dat ieder moet boeten voor zijn eigen fouten, niet voor de fouten van anderen, van eerdere generaties. Waarom zou je voor paqad zo’n uitgesproken negatief geladen term als ‘laten boeten’ kiezen, en zo een tegenspraak met andere passages creëren, als je het ook anders kunt weergeven? Op grond van het woordveld van paqad (en dan zijn we weer bij invalshoek 2) kun je ook kiezen voor ‘de vinger aan de pols houden’, ‘waarschuwen’ of ‘aanzeggen’. Gods ‘bezoeken’ in Exodus 20:5 houdt geen strafmaatregel in, maar een ernstige waarschuwing.
Deze visie evalueren we in samenhang met die genoemd onder 2, in de paragrafen die volgen.

ID: block_5f4503d9d0068
NBV, Deuteronomium 7:10

10Maar ieder die hem haat zal daarvoor boeten met zijn leven; de HEER zal hem niet laten begaan, hij laat hem persoonlijk boeten.

ID: block_5f4503f8d0069
NBV, Deuteronomium 24:16

16Ouders mogen niet ter dood gebracht worden om wat hun kinderen hebben misdaan, en kinderen niet om de misdaden van hun ouders; alleen om wat iemand zelf misdaan heeft, mag hij ter dood gebracht worden.

ID: block_5f450418d006a
NBV, Ezechiël 18:1-32

1De HEER richtte zich tot mij: 2‘Waarom gebruiken jullie in Israël toch het spreekwoord: Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden? 3Zo waar ik leef – spreekt God, de HEER –, nooit meer mag iemand bij jullie in Israël dit spreekwoord in de mond nemen! 4Weet dat alle mensenlevens mij toebehoren: zowel het leven van de ouders als dat van hun kinderen ligt in mijn hand, en alleen wie zondigt zal sterven.

5Stel, iemand is rechtvaardig. Hij is mij trouw en doet het goede. 6Aan de offermaaltijden op de bergen neemt hij niet deel en hij vereert de afgoden van het volk van Israël niet; hij onteert de vrouw van een ander niet, hij maakt haar niet onrein, en met een vrouw die ongesteld is heeft hij geen gemeenschap; 7hij buit niemand uit, geeft de schuldenaar zijn onderpand terug en besteelt niemand. Hij deelt zijn brood met al wie honger heeft, wie naakt is geeft hij kleren; 8hij vraagt geen rente wanneer hij geld uitleent of toeslag wanneer hij het terugkrijgt; hij begaat geen onrecht en geeft een eerlijk oordeel bij onderlinge geschillen; 9hij houdt zich aan mijn geboden en leeft werkelijk naar mijn voorschriften. Zo iemand is rechtvaardig en zal zeker in leven blijven – spreekt God, de HEER.

10Maar stel, hij krijgt een gewelddadige zoon, een moordenaar, die alles doet 11wat zijn vader nooit heeft gedaan. Hij neemt wel deel aan de offermaaltijden op de bergen en maakt de vrouw van een ander onrein; 12wie misdeeld en arm is buit hij uit, hij steelt en geeft wat hij als onderpand heeft gekregen niet terug; hij vereert de afgoden, misdraagt zich gruwelijk, 13vraagt rente vooraf en toeslag achteraf – moet zo iemand in leven blijven? Nee, hij zal niet in leven blijven: na zo veel wandaden zal hij zeker sterven, hij heeft zelf de dood over zich afgeroepen.

14En ook hij krijgt weer een zoon, en deze zoon ziet alle misstappen die zijn vader begaan heeft. Hij ziet ze allemaal, maar volgt ze niet. 15Aan de offermaaltijden op de bergen neemt hij niet deel, de afgoden van de Israëlieten vereert hij niet en ook maakt hij de vrouw van een ander niet onrein; 16hij buit niemand uit, hij vraagt geen onderpand wanneer hij iets uitleent en hij besteelt niemand. Hij deelt zijn voedsel met al wie honger heeft, wie naakt is geeft hij kleren, 17wie misdeeld is doet hij geen kwaad, hij vraagt vooraf geen rente, of toeslag achteraf. Hij leeft naar mijn voorschriften en houdt zich aan mijn geboden. Zo iemand zal zeker in leven blijven, en niet sterven vanwege de schuld van zijn vader. 18Maar zijn vader – die een uitbuiter is geweest, die anderen bestolen heeft en zijn eigen familie heeft benadeeld –, zijn vader zal sterven, door zijn eigen schuld. 19“Maar,” vragen jullie, “waarom hoeft de zoon niet te boeten voor de schuld van zijn vader?” Die zoon is mij trouw geweest en heeft het goede gedaan, hij heeft zich aan al mijn geboden gehouden en ze nageleefd, dus zal hij zeker in leven blijven! 20Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn vader, en een vader hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn zoon; wie rechtvaardig is wordt als een rechtvaardige behandeld, en een slecht mens wordt voor zijn slechte daden gestraft.

21Wie goddeloos leeft, maar zich afkeert van de zonden die hij heeft begaan, zich houdt aan al mijn geboden, mij trouw is en het goede doet, zal zeker in leven blijven en niet sterven. 22De misdaden die hij heeft begaan zullen hem niet worden aangerekend; door zijn rechtvaardige daden zal hij in leven blijven. 23Denken jullie dat ik het toejuich als een slecht mens sterven moet? – spreekt God, de HEER. Nee, ik wil dat hij tot inkeer komt en in leven blijft.

24En wie goed heeft geleefd, maar niet langer rechtvaardig is, onrecht doet en alle wandaden begaat van een slecht mens – moet die in leven blijven? Al zijn goede daden zullen niet langer tellen; omdat hij mij ontrouw is geworden en zonden heeft begaan, zal hij sterven.

25Nu zeggen jullie: “De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!” Maar luister, Israëlieten! Ben ik het die onrechtvaardig is? Gaan júllie niet eerder onrechtvaardige wegen? 26Iemand die rechtvaardig was maar dat niet langer is en onrecht begaat, sterft omdat hij onrecht heeft begaan. 27Iemand die goddeloos leefde maar dat niet langer doet, mij trouw is en het goede doet, zal in leven blijven. 28Als hij tot inzicht en inkeer is gekomen en niet langer misdaden begaat, zal hij zeker blijven leven en niet hoeven sterven. 29De Israëlieten zeggen: “De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!” Ben ik onrechtvaardig, Israëlieten? Zijn júllie het niet die onrechtvaardig zijn?

30Ik zal iedereen beoordelen naar de weg die hij gegaan is – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer, bega geen misdaden meer, anders brengt jullie schuld je ten val. 31Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten! 32Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer en leef!

4) Een vierde invalshoek is kritiek op de innerlijke tegenstrijdigheid die de NBV in Exodus 20:5 zelf biedt. Nu staat er namelijk dat de kinderen zullen boeten voor de schuld van de ouders leson’aj, wanneer zij de zonden van hun ouders overnemen. En als zij (de kinderen) de HEER liefhebben, bewijst Hij hun liefde tot in het duizendste geslacht. Dat zou echter betekenen dat de houding van de nakomelingen zelf beslissend is: als zij boeten, is dat voor hun eigen zonden (‘wanneer ze mij haten’). Maar dat wringt met wat Exodus 20:5b in de NBV beweert, en het wringt ook met teksten die gelijkluidend zijn met Exodus 20:5b (Exodus 34:7 en Numeri 14:18) maar waarin leson’aj ontbreekt.

ID: block_5f450460d006b

Wolter Rose, ‘How Will God Deal with Children of Parents Who Have Committed Idolatry?’ in: J. van Vliet (ed.), Living Waters from Ancient Springs. Essays in Honor of Cornelis Van Dam, Eugene 2011, 11-24.

ID: block_5f4504bcd006c

Zie hiervoor J. van Dorp, ‘De decaloog in de Nieuwe Bijbelvertaling’ in: Klaas Spronk e.a. (red.), De Bijbel vertaald. De kunst van het kiezen bij het vertalen van de Bijbelse geschriften, Zoetermeer/Kapellen 2007, 180-194, in het bijzonder 190-192.

ID: block_5f45053fd006d
NBV, Exodus 34:7

7die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.’

ID: block_5f450564d006e
NBV, Numeri 14:18

18“De HEER is geduldig en trouw, schuld en misdaad vergeeft hij, al laat hij niet alles ongestraft en al laat hij voor de schuld van de ouders de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.”

Hier moet alvast worden opgemerkt dat de weergave van leson’aj in de NBV met ‘wanneer ze mij haten’ inderdaad een zwakke plek blijkt te zijn. In de NBV is leson’aj opgevat als een beperkende bepaling bij de nakomelingen. Dat houdt in dat er alleen maatregelen tegen hen getroffen worden als ze metterdaad de verkeerde weg van hun ouders inslaan. De deelwoordbepaling leson’aj (met de prepositie le) kan echter grammaticaal goed verklaard worden als een omschrijving van een status constructus. Dan gaat het om de kinderen van de schuldige ouders ‘die mij haten’, dat wil zeggen: die ontrouw zijn aan God door zijn geboden af te wijzen.
Blijft over de betekenis die aan paqad moet worden toegekend. Exodus 20:5 wil volgens veel critici zeggen dat God nagaat of en hoe de zonde van de ouders (het dienen van andere goden) ook aanwezig is in het leven van hun nakomelingen. De betekenis van paqad is hier dan: ‘in ogenschouw nemen’, ‘beoordelen’, ‘ter verantwoording roepen’.

ID: block_5f450613d006f

Zo onder anderen C. Houtman, Exodus III, Commentaar op het Oude Testament, Kampen 1996, 44. In de kanttekeningen bij Exodus 20:5 in de SV wordt leson’aj ook in beperkende zin opgevat. G. Landman vraagt zich af of bij voorlezing van de Tien Woorden deze restrictie wel wordt opgepakt door de hoorder van de tekst (G. Landman, ‘Het derde en vierde geslacht. De samenhang van exegese, liturgie en pastoraat’ in: Marcel Barnard e.a. (red.), Letter en feest. In gesprek met Niek Schuman over Bijbel en liturgie, Zoetermeer 2004, 99-108, in het bijzonder 106).

ID: block_5f4506f4d0070

Zie W.H.C. Propp, Exodus 19-40, The Anchor Bible, New York 2006, 173. Volgens N.M. Sarna, Exodus, The JPS Commentary, Philadelphia (Pa.)/New York 1991, 111, kan leson’aj betrekking hebben op de ouders, op de nakomelingen of op beiden. In een lezing voor het Oudtestamentisch Werkgezelschap in Nederland en België (28 augustus 2010) en tijdens een workshop van het NBG (25 november 2010) over Exodus 20:5 heeft Rose een verdere onderbouwing gegeven van de opvatting van Propp. Die is vervolgens overgenomen voor de vertaling van Exodus 20:5 in de Bijbel in Gewone Taal.

ID: block_5f4508c9d0071

Zie Rose, a.w., 22, die poqeed ‘al banim vertaalt met: ‘I will be monitoring the children.’

5) In veel reacties klinkt ook een pastorale invalshoek mee. Kan het eigenlijk wel kloppen dat God de schuld van de ouders verrekent met de kinderen? Kun je met zo’n tekst nog wel aankomen? Natuurlijk is niemand erop uit om de tekst om te buigen opdat die beter zou aansluiten bij onze hedendaagse beleving. Maar dit aspect maakt de kwestie des te prangender. Staat dit er nou werkelijk?

De evaluatie bij punt 4 legt nog meer druk op deze vraag. De NBV heeft met ‘wanneer ze mij haten’ een scherpe clausule ingebouwd. De straf voor de zonde van de ouders is conditioneel: het hangt af van het gedrag van de volgende generaties zelf. Hoewel niet naar de letter is dit exact naar de geest van alle genoemde kritiek. Maar als nu juist dit bijzinnetje, ‘wanneer ze mij haten’, gewijzigd en op de ouders betrokken zou moeten worden, komt de vraag in alle scherpte naar voren: weten we zeker dat paqad hier met ‘laten boeten’ weergegeven moet worden?

2. De lexica en paqad

De alternatieven voor paqad die hierboven zijn genoemd, staan alle in de moderne lexica van het Bijbels Hebreeuws. Het aantal betekenissen dat aan de verschillende stamformaties van paqad wordt toegekend, is groot: ‘zorgvuldig aandacht schenken aan’, ‘opmerken’, ‘noteren’, ‘zorgen voor’, ‘omzien naar’, ‘zich bekommeren om’, ‘straffen’, ‘bijeenroepen voor inspectie’, ‘samenbrengen’, ‘registreren’, ‘inschrijven’, ‘toevertrouwen’, ‘aanstellen’, ‘ter verantwoording roepen’, ‘wreken’, ‘missen’, ‘ontbreken’, ‘opdragen’, ‘tellen’, ‘bepalen’, ‘teisteren’, ‘overhandigen’, ‘plaatsen’, ‘toerekenen’, ‘verwijten’, ‘(ver)oordelen’, ‘onderzoeken’. Het is niet eenvoudig in deze diversiteit van betekeniselementen één grondbetekenis of ‘de eigenlijke betekenis’ van paqad te ontdekken. Wat dat betreft is er praktisch geen ander Hebreeuws werkwoord dat zo weerbarstig is en zoveel meningsverschillen oproept als paqad.

ID: block_5f450944d0072

Voor deze inventarisatie heb ik gebruikgemaakt van The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (Koehler/Baumgartner, 2001), Hebräisches und aramäisches Handwörterbuch über das Alte Testament (Gesenius 18, 2013 ), Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament (Jenni/Westermann 1976), Theologisches Wörterbuch zum Alten Testament (Botterweck/Ringgren/Fabry, 1988); New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis 3 (Vangemeren, 2012) en The Dictionary of Classical Hebrew VI (Clines, 2007).

ID: block_5f450a15d0073

E.A. Speiser, ‘Census and Ritual Expiation in Mari and Israel’ in: Bulletin of the American Schools of Oriental Research 149 (1958), 17-25, in het bijzonder 21. ‘Although the term pqd is used rather frequently in Hebrew, there is no consensus in translating the term, and much ink has been expended in the discussion and debate over meaning.’ Zie J.R. Spencer, ‘PQD, the Levites, and Numbers 1-4’ in: Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft 110 (1998), 535-546, in het bijzonder 539 (met literatuuropgave).

In de lexica is in de talrijke betekenissen van paqad een zekere orde gecreëerd door het werkwoord per conjugatie te behandelen. Wat daarbij opvalt, is dat het aantal verschillende betekenissen van paqad in de qal-vorm (154 keer) het grootst is. In het Handwörterbuch van Gesenius (18e editie) zijn die ondergebracht in acht rubrieken:

  1. een bezoek brengen aan (bijv. 1 Samuel 17:18);
  2. onderzoeken (bijv. Psalm 17:3);
  3. monsteren (bijv. Numeri 3:39);
  4. missen (1 Samuel 20:6);
  5. zich om iemand bekommeren (bijv. Exodus 3:16);
  6. bestraffen (bijv. Amos 3:2);
  7. iemand uitzoeken (bijv. Jeremia 49:19);
  8. opdragen van toezicht en zorg (bijv. Genesis 40:4).

Bepalend voor deze indeling in acht rubrieken is de informatie uit de context waarin paqad functioneert. In elke rubriek zijn ook weer verfijningen aan te brengen.

ID: block_5f450b5ad0074

In de DCH VI zijn de betekenissen van paqad zelfs in dertien rubrieken geordend.

3. De lexica en Exodus 20:5

De moderne woordenboeken weerspiegelen de resultaten van het lexicografisch onderzoek. Wat ze bieden is geen opsomming van mogelijke betekenissen waaruit men vrijelijk zou kunnen kiezen, maar een gespecificeerde indeling van de betekenissen, met expliciete vermelding van de betreffende Bijbelverzen. Voor paqad in Exodus 20:5 wordt daarin steevast de betekenis ‘vergelden, straffen’ opgegeven.

In de woordenboeken wordt erop gewezen dat het in Exodus 20:5 gaat om een specifiek gebruik van het werkwoord. Het woord paqad in de qal-vorm gaat samen met het direct object ‘awon en een indirect object, ingeleid door de prepositie ‘al. Deze grammaticaal-syntactische elementen rond paqad zijn ook elders te vinden:

  1. In Exodus 34:7, Numeri 14:18 en Deuteronomium 5:9, met dezelfde formulering als in Exodus 20:5: ‘Voor de schuld (‘awon) van de ouders laat ik de kinderen (‘al banim) boeten (paqad), en ook het derde geslacht (‘al sjillesjim) en het vierde (‘al ribbe‘im)…’
  2. In Leviticus 18:24-25 in een oproep om het land Kanaän niet te verontreinigen: ‘De volken die ik voor jullie verdrijf hebben zich met al deze dingen verontreinigd, waardoor het land onrein werd. Vanwege de wandaden (‘awon) die er gepleegd zijn, heb ik het land (ha’arèts … ‘alèjha) geteisterd (paqad), zodat het zijn inwoners is gaan uitbraken.’
  3. In 2 Samuel 3:8 in het verweer van Abner tegenover Isboset: ‘Ik ben nog steeds trouw aan het huis van uw vader Saul, aan zijn broeders en aan zijn vrienden, en ik heb u niet in Davids handen laten vallen, en thans verwijt gij (paqad) mij (‘alaj) een misstap (‘awon) met een vrouw?’ (NBG 1951)
  4. In Jesaja 13:11 in een aankondiging van de komst van de dag van de Heer: ‘Dan laat ik de wereld (‘al tevel) boeten (paqad) voor haar slechtheid (ra‘ah), de goddelozen (‘al resja‘im) voor hun verdorvenheid (‘awon). Ik breek de trots van hoogmoedigen, hooghartige tirannen verneder ik.’
  5. In Jesaja 26:21 in een profetie tegen de bewoners van de aarde: ‘Zie hoe de HEER zijn woning verlaat en de mensen op aarde (‘alaw) voor hun wandaden (‘awon) laat boeten (paqad).’
  6. In Jeremia 25:12 in een profetie over de koning van Babel: ‘Maar als die zeventig jaar voorbij zijn, zal ik de koning van Babylonië (‘al mèlèch bavèl) en zijn volk (‘al haggoj hahoe) voor hun misdaden (‘awon) laten boeten (paqad) – spreekt de HEER. Ik maak het land van de Chaldeeën voor altijd tot een woestenij.’
  7. In Jeremia 36:31 in een profetie over koning Jojakim: ‘Ik zal hem, zijn kinderen en zijn hovelingen (‘alaw we‘al zar‘o we‘al ‘avadaw) voor hun wandaden (‘awon) laten boeten (paqad). Ik zal over hen, de bevolking van Jeruzalem en die van Juda al het onheil brengen dat ik hun heb aangekondigd.’

In een aantal teksten is het direct object ‘awon vervangen door een synoniem zoals chattat, ‘zonde’ (Exodus 32:34), ra‘ah, ‘slechtheid’ (Jesaja 13:11), roa‘ ma‘alleechèm, ‘kwalijke praktijken’ (Jeremia 23:2), damiem, ‘bloedschuld’ (Hosea 1:4), dèrèch, ‘wangedrag’ (Hosea 4:9) en pèsja‘, ‘misdaad’ (Amos 3:14). Een alternatief voor ‘awon maakt voor de semantische functie van paqad en ‘al in de lexica echter weinig verschil.

ID: block_5f450eb5d0075

Ook in gevallen waarin het direct object ‘awon of een synoniem daarvan in het Hebreeuws impliciet is gebleven, heeft paqad in de qal-vorm + ‘al de betekenis van ‘straffen’, ‘afrekenen’. Zie bijvoorbeeld Jesaja 24:21.

Bijbelvertalingen maken gebruik van deze gespecificeerde lexicale aanwijzingen in de woordenboeken. Het is dan ook niet vreemd dat in praktisch alle Bijbelvertalingen in binnen- en buitenland in Exodus 20:5 een equivalent van ‘vergelden’ te vinden is.

Je kunt dus niet zomaar stellen dat de NBV met de keuze voor ‘laten boeten’ fout zit. Wie een alternatief bepleit dat buiten de sfeer van ‘vergelden’ ligt, neemt het niet alleen op tegen de NBV, maar ook tegen de gevestigde vertaaltraditie (‘bezoeken aan’) en de gespecificeerde lexica.

Toch is hiermee de discussie niet beëindigd. Woordenboeken weerspiegelen een stand van zaken die voortdurend in beweging is. We zullen in de volgende paragrafen zien dat recent taalkundig onderzoek toont dat er ook hier een zekere speelruimte is.

De eerste stap is om te kijken hoe we het ‘patroon’ van paqad dat zich in Exodus 20:5 voordoet in formele termen kunnen beschrijven (paragrafen 4, 5 en 6). Daarna kijken we welke ruimte er is bij een inhoudelijke invulling ervan (paragraaf 7).

4. Betekenis en valentiepatronen

Volgens de Hebreeuwse lexica is de betekenis van paqad in de qal-vorm plus het direct object ‘awon en een indirect object ingeleid door de prepositie ‘al, dus ‘vergelden, straffen’. Ook in gevallen waarin het direct object ‘awon of een synoniem daarvan in het Hebreeuws impliciet blijft, heeft paqad in de qal-vorm + ‘al die betekenis. Dat is met name het geval als God subject is in de zin. De teksten die daarvoor in aanmerking komen zijn: Jesaja 10:22, Jesaja 27:3, Jeremia 5:9, 29, Jeremia 9:25-26, Jeremia 11:22, Jeremia 23:34, Jeremia 29:32, Jeremia 30:20, Jeremia 44:13, Jeremia 46:25, Jeremia 51:47, 52, Amos 3:14, Sefanja 1:8, 9, 12, Sefanja 3:7, Zacharia 10:3.

ID: block_5f450f64d0076

Zie van de woordenboeken bijvoorbeeld DCH VI, 740b. Tot dezelfde conclusie komt Ilse Visser, Valentieonderzoek naar het Bijbels Hebreeuwse werkwoord pqd, masterthesis Vrije Universiteit Amsterdam 2007, 32-35.

ID: block_5f4515f6d0077
NBV, Jesaja 10:22

22Want, Israël, al was je volk zo talrijk als zandkorrels aan de zee, slechts een rest zal terugkeren. Je vernietiging staat vast en de gerechtigheid zal overvloedig zijn.

ID: block_5f45161cd0078
NBV, Jesaja 27:3

3Ik, de HEER, houd de wacht over mijn wijngaard,

steeds opnieuw bevloei ik hem.

Dag en nacht zal ik de wacht houden,

zodat niemand hem kan schaden;

ID: block_5f451637d0079
NBV, Jeremia 5:9

9Zou ik zo’n volk niet straffen?

– spreekt de HEER.

Zou ik mij niet wreken

op een volk dat zoiets doet?

ID: block_5f45165dd007a
NBV, Jeremia 5:29

29Zou ik zo’n volk niet straffen?

– spreekt de HEER.

Zou ik mij niet wreken

op een volk dat zoiets doet?

ID: block_5f451679d007b
NBV, Jeremia 9:25

25Egypte, Juda, Edom, Ammon, Moab en al die woestijnbewoners met hun kaalgeschoren slapen. Want al die volken zijn net als Israël onbesneden van hart.

ID: block_5f45169ed007c
NBV, Jeremia 11:22

22Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik ga hen straffen, hun jonge mannen zullen sterven door het zwaard en hun zonen en dochters door de honger.

ID: block_5f4516bad007d
NBV, Jeremia 23:34

34De profeet, priester of wie dan ook die het nog over een “last van de HEER” heeft straf ik, samen met zijn hele familie.

ID: block_5f4516d2d007e
NBV, Jeremia 29:32

32Daarom – dit zegt de HEER: Ik zal hem en zijn nageslacht straffen. Ze zullen onder dit volk ophouden te bestaan, ze zullen de voorspoed die ik mijn volk zal brengen niet meemaken – spreekt de HEER. Want hij heeft het volk tegen mij opgezet.’

ID: block_5f4516eed007f
NBV, Jeremia 30:20

20Het volk wordt weer als vroeger

en houdt door mijn bescherming altijd stand.

Wie het bedreigt, zal ik straffen.

ID: block_5f451710d0080
NBV, Jeremia 44:13

13Ik zal hen die in Egypte wonen straffen zoals ik Jeruzalem heb gestraft, met het zwaard, de honger en de pest.

ID: block_5f451731d0081
NBV, Jeremia 46:25

25De HEER van de hemelse machten, de God van Israël, zegt: Ik zal Amon, de god van Thebe, straffen, en heel Egypte, met zijn farao, zijn goden en zijn leiders. Ik straf de farao en allen die op hem vertrouwen,

ID: block_5f45174bd0082
NBV, Jeremia 51:47-52

47Maar houd voor ogen dat de tijd zal komen

dat ik de afgoden van Babel zal straffen.

Heel het land is dan ontredderd,

de straten zijn bezaaid met lijken.

48Als de verwoester uit het noorden aanstormt,

juichen hemel en aarde over Babels lot,

al wat er in de hemel en op aarde leeft

– spreekt de HEER.

49Babel zelf moet vallen,

zoals tallozen door Babel vielen,

in Israël, ja, overal ter wereld.

50Jullie die aan het zwaard ontkomen zijn,

vlucht verder, blijf niet staan.

Al zijn jullie nog ver van huis,

noem de naam van de HEER,

richt je gedachten enkel op Jeruzalem.

51Al zeggen jullie ook:

“Wij schamen ons, we werden bespot,

wat werden we vernederd

toen de tempel van de HEER door vreemden werd geschonden” –

52de dag zal komen – spreekt de HEER –

dat ik hun afgoden zal straffen.

In heel hun land zullen de gewonden kermen.

ID: block_5f45177ad0083
NBV, Amos 3:14

14De dag komt dat ik Israël voor zijn misdaden zal straffen. Mijn straf zal dan de altaren van Betel treffen, de horens van de altaren zullen afgehakt worden en op de grond vallen.

ID: block_5f451822d0084
NBV, Sefanja 1:8-12

8Op de dag van die maaltijd

zal ik de leiders en de koningszonen straffen,

en al wie zich hult in uitheemse kledij.

9Op die dag zal ik straffen wie over de drempel springt,

wie het huis van zijn heer vult met geweld en bedrog.

10Op die dag – spreekt de HEER –

klinkt er geschreeuw uit de Vispoort,

gehuil uit de nieuwe stad,

en heerst er verslagenheid in de heuvels.

11Huil, bewoners van de Vijzelbuurt:

de handelaars zijn omgekomen,

de geldwegers zijn uitgeroeid.

12Dan doorzoek ik Jeruzalem met lampen,

straf ik hen die zich aan wijn te buiten gaan en denken:

De HEER doet geen goed en geen kwaad.

ID: block_5f451847d0085
NBV, Sefanja 3:7

7Ik zei: ‘Heb toch ontzag voor mij,

laat je door mij vermanen.’

Dan zou haar woonplaats niet vernietigd zijn,

dan had ik haar niet hoeven te straffen.

Maar nee, ze deden telkens weer de schandelijkste dingen.

ID: block_5f451868d0086
NBV, Zacharia 10:3

3Woedend ben ik op de herders, en de bokken zal ik weten te vinden. De HEER van de hemelse machten zal zich ontfermen over het volk van Juda, zijn kudde, en het tot zijn prachtig strijdros maken.

Gezien het brede betekenisveld van paqad in de qal-vorm is het opvallend dat de combinatie van het werkwoord met de prepositie ‘al, met of zonder direct object dat een of andere gekwalificeerde wandaad inhoudt, steevast in de sfeer van ‘vergelden’, ‘straffen’ blijkt te liggen. Hoe kan dat?
Een antwoord op die vraag biedt het zogenoemde valentieonderzoek, het taalkundig onderzoek naar de verbindingen van een werkwoord met andere elementen in een tekst. Het vermogen van een werkwoord om zulke verbindingen aan te gaan heet ‘valentie’. Valentieonderzoek brengt in kaart in welke patronen een werkwoord voorkomt. Een overzicht daarvan biedt een basis om de betekenis van een werkwoord in een zin vast te stellen.

ID: block_5f451898d0087

Zie Janet Dyk e.a., ‘Het belang van valentiepatronen voor het vertalen van Bijbels Hebreeuwse werkwoorden’, in: Met Andere Woorden 32/2 (2013), 23-35, en Visser, a.w., 28.

Het werkwoord paqad leent zich goed voor valentieonderzoek, omdat het in verschillende samenstellingen voorkomt, met duidelijke betekenisverschillen. Het gebruik van paqad in Exodus bijvoorbeeld laat een betekenisverschil zien dat gebonden is aan bepaalde valentiepatronen. In Exodus 3:16, 4:31 en 13:19 treedt paqad in de qal-vorm op in verbinding met ’et in de betekenis van ‘omzien naar’, ‘zich het lot aantrekken van’ (de Israëlieten in Egypte). Terwijl hetzelfde werkwoord die betekenis onmogelijk kan hebben in Exodus 20:5, 32:34 en 34:7, waar het in combinatie met ‘awon/chattat en ‘al voorkomt. Soortgelijke betekenisverschillen treden steeds op als er meer dan één valentiepatroon aanwijsbaar is.

ID: block_5f451a30d008a
NBV, Exodus 3:16

16Laat de oudsten van Israël bij elkaar komen en zeg tegen hen: “De HEER, de God van uw voorouders, is aan mij verschenen, de God van Abraham, Isaak en Jakob, en hij heeft gezegd: ‘Ik heb gezien wat jullie in Egypte wordt aangedaan en ik heb mij jullie lot aangetrokken.

ID: block_5f451a51d008b
NBV, Exodus 4:31

31De Israëlieten werden hierdoor overtuigd; toen ze hoorden dat de HEER oog had gekregen voor hun ellende, knielden ze en bogen ze zich diep neer.

ID: block_5f451a67d008c
NBV, Exodus 13:19

19Mozes had het lichaam van Jozef meegenomen, omdat Jozef de Israëlieten plechtig had laten zweren dat te zullen doen. ‘God zal zich jullie lot aantrekken,’ had hij gezegd, ‘en dan moeten jullie mijn lichaam van hier met je meenemen.’

ID: block_5f451926d0088

Zie NIDOTTE 3, 661 §9, waar een verschil wordt gemaakt tussen paqad ‘al en paqad ’èt. C. Houtman, Exodus I, Commentaar op het Oude Testament, Kampen 1986, 350-351, neemt als basisbetekenis van paqad ‘aandachtig, onderzoekend naar iemand/iets kijken’. Hij ziet in Exodus 3:16 en 4:31 een ontwikkeling van ‘vol aandacht zijn voor’ naar ‘omzien naar’ en in Exodus 13:19 naar ‘zich bekommeren om’ (paqad ’èt). Het onderzoekende zien kan leiden tot ‘ter verantwoording roepen’ en ‘straffen’ (paqad ‘al), maar ook ‘monsteren’ en ‘tellen’ inhouden (paqad).

ID: block_5f4519f6d0089

Het boek Sefanja levert ook een mooi voorbeeld van verschillende valentiepatronen van paqad in Sefanja 1:8, 9, 12 en 3:7 enerzijds en Sefanja 2:7 anderzijds.

5. Het valentiepatroon in Exodus 20:5

Het valentiepatroon van paqad in Exodus 20:5 omvat syntactisch en semantisch de relaties met het object ‘awon en een indirect object, voorzien van de prepositie ‘al. Dit valentiepatroon komt relatief veel voor (zie hierboven). De inhoud van het object is steeds een bepaald ongewenst gedrag dat een paqad-actie op gang brengt, gericht op degene die zich aan het vergrijp schuldig heeft gemaakt. De paqad-actie is erop gericht een nieuwe situatie te creëren die voldoet aan de norm die volgens het subject van paqad de juiste is. Het resultaat is dat de afwijking van de norm teniet is gedaan. Bij het valentiepatroon paqad in de qal-vorm + ‘awon + ‘al zet het subject op basis van een norm een vergrijp recht met degene die zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Als betekenis van paqad is ‘iets verkeerds rechtzetten volgens een bepaalde norm’ in het betreffende valentiepatroon een bruikbaar concept.

ID: block_5f451ad2d008d

Zo Visser, a.w., 28-29.

We kunnen nog een stap verder gaan in de formele definitie van paqad in de qal-vorm + ‘awon + ‘al, met behulp van een recente studie van Stuart Creason. De betekenis van paqad komt volgens Creason beter in beeld als duidelijk is wat er in een tekst met het direct object van paqad gebeurt. Paqad duidt aan dat het object die plaats krijgt in de algehele orde der dingen die het volgens het subject (autoriteit) geacht wordt te hebben.

ID: block_5f451b91d008e

Zie Stuart Creason, ‘PQD revisited’ in: Cynthia L. Miller (ed.), Studies in Semitic and Afroasiatic Linguistics Presented to Gene B. Gragg, Studies in Ancient Oriental Civilization 60, Chicago 2008, 27-42.

ID: block_5f451c07d008f

Creason, a.w., 30: ‘… the meaning of the verb paqad (…) can be defined as “to assign a person or a thing to what the subject believes is its proper or appropriate status or position in an organizational order.”’

Voor Exodus 20:5 betekent dit concreet dat de ‘awon, het dienen van andere goden dan de God van het verbond, door de paqad-actie geproblematiseerd wordt bij de nakomelingen van de mensen die zich daaraan schuldig hebben gemaakt. Wanneer de ouders ontrouw zijn, confronteert God hun nakomelingen daarmee. Het gaat niet om inspecteren of visiteren. De norm is verstoord door de ‘awon en de met ‘al aangeduide partij (de nakomelingen tot het vierde geslacht) ondervindt daarvan de gevolgen. De vraag is alleen of dit paqad-moment noodzakelijkerwijs als ‘straffen’ of ‘vergelden’ moet worden ingevuld of dat er ruimte is om het opener te formuleren: ‘aansprakelijk stellen voor’, ‘aanspreken op’, ‘de gevolgen doen ondervinden van’, ‘ter verantwoording roepen voor’.

ID: block_5f451c59d0090

Vergelijk het vertaalvoorstel in het artikel van Rose, a.w., 22: ‘Where there is misbehavior of parents, I will be monitoring the children, and the third- and fourth-generation descendants, of those who reject me.’ De reactie op gevallen van afgodendienst in de Pentateuch die Rose in zijn artikel bespreekt (Leviticus 20:1-5, Deuteronomium 13:2-6, 7-12, en 13-19, Deuteronomium 17:2-5) bestaat niet uit monitoring, maar uit harde tegenmaatregelen.

6. Betekenisverschuiving in de exegese

In de wat oudere commentaren wordt paqad in Exodus 20:5 steeds in het betekenisveld ‘vergelden, straffen’ geplaatst. De uitleg is duidelijk: ontrouw aan het verbond wordt gestraft en het nageslacht blijft daarbij niet verschoond. Door de verkeerde of de goede daden van de voorouders wordt het lot van de nakomelingen beslist. JHWH straft mensen die van hem afvallen tot in het vierde geslacht en beloont de trouw tot in het duizendste geslacht. De straf treft de vader die afgoden (of beelden van JHWH) dient, zijn kinderen, zijn kleinkinderen (= derde) en zijn achterkleinkinderen (= vierde). Dat zijn vier geslachten die in dezelfde tijd leven en waarschijnlijk ook onder één dak, die één familiegemeenschap vormen waarin één persoon aansprakelijk is voor allen. Met de beslissing voor of tegen het exclusief dienen van JHWH neemt een pater familias dus een verantwoordelijkheid met verstrekkende gevolgen voor latere generaties.

ID: block_5f451cb5d0091

Zie bijvoorbeeld G. Beer, Exodus, Handbuch zum Alten Testament, Tübingen 1939, 100-101; F.C. Fensham, Exodus, De prediking van het Oude Testament, Nijkerk 1977, 132-134; M. Noth, Das zweite Buch Mose: Exodus, Das Alte Testament Deutsch, 130-131; B.S. Childs, The Book of Exodus, The Old Testament Library, Louisville 1974, 405-406.

ID: block_5f451dccd0092

Zie J. Mol, ‘Het huis van de vader – collectieve en individuele verantwoordelijkheid. Discussie over de vertaling van Exodus 20:5’ in: Met Andere Woorden 25/4 (2006), 51-55, in het bijzonder 53.

Opvallend genoeg bieden de meer recente commentaren een minder eenduidig beeld. Weliswaar wordt nog steeds onderkend dat Gods paqad in Exodus 20:5 ‘straf’ of ‘vergelding’ kan inhouden, maar tegelijk, zo meent men, omvat het méér. Het begint met confrontatie, met rekenschap vragen, met ter verantwoording roepen, met het bijhouden van een foutenregister, en een eventuele bestraffing vormt het sluitstuk. Het is in de Bijbelse literatuur niet ongebruikelijk dat schuld transgenerationeel wordt voorgesteld: latere generaties worden geconfronteerd met de schuld van eerdere generaties. Maar het is te kort door de bocht om dit uitsluitend te definiëren in termen van vergelding en bestraffing.

ID: block_5f451e68d0093

Propp, a.w., 171-173; Houtman, Exodus I, 350-351; Ch. Dohmen, Exodus 19-40, Herders Theologischer Kommentar zum Alten Testament, Freiburg im Breisgau 2004, 107; E. Otto, Deuteronomium 4,44-11,32, Herders Theologischer Kommentar zum Alten Testament, Freiburg im Breisgau 2012, 727-732; J.I. Durham, Exodus, Word Biblical Commentary, Waco 1987, 276, 287.

ID: block_5f451f53d0094

Houtman, Exodus I, 351, noemt in dit verband behalve Exodus 20:5 ook Exodus 32:34, Exodus 34:7, Leviticus 18:25, Numeri 14:18, Deuteronomium 5:9, Jesaja 24:21, 26:14, 21. N.A. Schuman, Gelijk om gelijk. Verslag en balans van een discussie over goddelijke vergelding in het Oude Testament, Zaandam 1993, 233, sluit met ‘rekenschap vragen’ daarbij aan.

ID: block_5f451fd7d0095

Propp, a.w., 173, wijst in dit verband op Leviticus 20:5, Leviticus 26:39-40, Jozua 7:24-25, 1 Samuel 2:30-36, 2 Samuel 3:29, 2 Samuel 12:10, 1 Koningen 14:10, 2 Koningen 5:27, Jesaja 14:21, Jesaja 65:6-7, Jeremia 14:20, 15:4, 16:11-13, Amos 7:17, Psalm 109:14, Klaagliederen 5:7, Daniël 9:16, Nehemia 9:2 en Nehemia 16-35.

7. Herstel als perspectief

Waarom zou je de dynamiek van paqad in Exodus 20:5 zien als een breder geheel van confrontatie en repercussie, in weerwil van de lexicale en (oudere) exegetische eenduidigheid van vergelden? Daar zijn twee redenen voor te noemen.

In de eerste plaats zien we dat er in de gevallen van paqad + ‘awon + ‘al een onderscheid te maken valt. In de meeste gevallen is het indirect object ook degene die zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan de ‘awon (in de opsomming onder paragraaf 3 betreft dit alle teksten van punt 2 tot en met 7). Alleen in de gevallen van Exodus 20:5, Exodus 34:7, Numeri 14:18 en Deuteronomium 5:9 ligt het anders, daar wordt een verschil gemaakt tussen de overtreders en degenen die de consequenties ervan ondervinden. En het is een terechte vraag of in dát verband ‘vergelden’ wel de complete lading dekt.

In de tweede plaats staan Exodus 20:5, Exodus 34:7, Numeri 14:18 en Deuteronomium 5:9 in het kader van het verbond van God met Israël. Binnen de verbondsvoorstelling kent de Bijbel als een van de herstelmechanismes ook de (collectieve) schuldbelijdenis, die niet alleen betrekking heeft op de eigen overtredingen, maar óók op de wandaden van de eerdere generaties, de ‘awon ’avot (zie Nehemia 9:2). Er zijn verschillende voorbeelden van een jongere generatie die vanuit een ellendige situatie veroorzaakt door eigen zonden én die van hun voorouders, een nieuw begin maken door een schuldbelijdenis uit te spreken ten aanzien van wat zijzelf en hun voorouders hebben misdaan: Leviticus 26:39-40, Nehemia 9:2 en Jeremia 14:20.

ID: block_5f452032d0096

Naar het model van een oud-oosters vazalverdrag, zie M. Köckert, Die Zehn Gebote, München 20132, 44-55.

ID: block_5f4520f3d0097
NBV, Nehemia 9:2

2De geboren Israëlieten gingen apart staan van de vreemdelingen, en zij beleden schuld voor hun zonden en voor de wandaden van hun voorouders.

ID: block_5f45211ed0098
NBV, Leviticus 26:39-40

39Wie van jullie dan nog in leven zijn, zullen vanwege hun eigen zonden en die van hun voorouders wegrotten in het land van hun vijanden.

40Wanneer zij echter hun zonden en die van hun voorouders openlijk uitspreken, namelijk dat ze mij ontrouw zijn geweest en bovendien tegen mij in zijn gegaan

ID: block_5f452140d0099
NBV, Jeremia 14:20

20HEER, wij bekennen onze schuld,

en de schuld van onze voorouders:

wij hebben tegen u gezondigd.

Het geschonden verbond wordt vanwege de actie van de jongere generatie hersteld. Het verbond is niet voorgoed verbroken: wat met de (voor)ouders zelf niet lukt, kan met de kinderen, de derde en de vierde generatie, wel lukken. Met paqad wordt een situatie ‘gecreëerd’ waarin God een definitieve breuk wil afwenden en vier generaties de tijd neemt om tot herstel van het verbond te komen. De afrekening vindt dus nog niet plaats. Voor dat uitstel kan ook Exodus 32:31-34 illustratief zijn. Hoewel de Israëlieten zwaar hebben gezondigd door bij de berg Sinai een god van goud te maken, worden ze niet onmiddellijk voor hun zonden gestraft. Mozes krijgt de opdracht: ‘Breng het volk nu naar de plaats die ik je heb genoemd; mijn engel zal voor je uit gaan’ (Exodus 32:34a). De Israëlieten worden naar het beloofde land geleid, hun geschiedenis met God gaat verder zonder dat de gebeurtenissen bij de Sinai worden vergeten: ‘Maar op de dag van de verantwoording (paqod) zal ik hen (‘alehèm) voor hun zonde (chatta’tam) ter verantwoording roepen (paqad)’ (Exodus 32:34b).

ID: block_5f45226cd009a

Zo Otto, a.w.,727, 730.

ID: block_5f4522a3d009b
NBV, Exodus 32:31-34

31Hierop keerde hij terug naar de HEER. ‘Ach HEER,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. 32Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’ 33De HEER antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen mij gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek. 34Breng het volk nu naar de plaats die ik je heb genoemd; mijn engel zal voor je uit gaan. Maar op de dag van de verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.’

Op basis van deze twee overwegingen, de inzichten in de recente commentaren, en het moderne valentieonderzoek, kunnen we concluderen dat paqad in de qal-vorm + ‘awon + ‘al in Exodus 20:5 betekent dat God de ‘awon van de ouders neerlegt bij hun nageslacht. Hij confronteert ze ermee en rekent ze erop af. Nieuw is het inzicht dat ‘straffen’, ‘vergelden’ voor Exodus 20:5 en verwante gevallen een té inperkende betekenis heeft. Daarbij is duidelijk geworden dat paqad in dit gebruik zo’n specifieke betekenis heeft, dat het bijzonder moeilijk is om dit precies goed weer te geven in een vertaling. Als omschrijving zou je kunnen hanteren: ‘(Ik ben een God die) de kinderen aanspreekt op de zonde van hun ouders (namelijk ontrouw jegens mij), en sancties in het vooruitzicht stelt.’ In dit licht is zowel een keuze voor ‘straffen’ (of: ‘vergelden’, ‘laten boeten’, ‘verhalen op’, ‘bezoeken aan’) als een keuze voor ‘aanspreken op’ (of: ‘ter verantwoording roepen’, ‘rekenschap vragen’) legitiem. Maar elke vertaling is op een bepaalde manier ook eenzijdig. Een keuze voor ‘vergelden’/‘straffen’ kan de indruk wekken dat God automatisch overgaat op wat in feite de uiterste consequentie is, terwijl de keuze voor ‘aanspreken’/‘ter verantwoording roepen’ opgevat kan worden alsof het allemaal wel zal meevallen.

ID: block_5f452367d009c

De NBV maakt al van deze speelruimte gebruik door in Hosea 1:4 te vertalen: ‘want binnenkort zal ik het koningshuis van Jehu ter verantwoording roepen (paqad) voor de moorden bij Jizreël en een einde maken aan het koningschap in Israël’. In de brontekst staat het in dit artikel besproken patroon van paqad in de qal-vorm + direct object + ‘al.

8. Een suggestie voor Exodus 20:5-6

Hoe zou de tekst van Exodus 20:5b-6 eruit kunnen zien, zonder ‘laten boeten’ en met wijziging van het element ‘wanneer ze mij haten’? Ik doe een poging:

Als ouders Mij haten, roep Ik voor hun zonde hun kinderen ter verantwoording, en ook het derde geslacht en het vierde; maar wie Mij liefhebben en doen wat Ik gebied, bewijs Ik mijn liefde tot in het duizendste geslacht.

Het tekstelement leson’aj is in deze weergave betrokken op de ouders, en daarom in de vertaling naar voren gehaald en geplaatst bij de woordgroep waar het volgens de meerderheid van de exegeten bij hoort. Door de positie vooraan in de zin kan de lezer het werkwoord ‘haten’ ook makkelijker in verband brengen met de ‘awon waarvan hier sprake is: het dienen van andere goden. ‘Haten’ is namelijk in oud-oosterse verdragsteksten een vast motief dat wijst op het verzaken van loyaliteit. In Exodus 20:5 staat ‘haten’ voor de ontrouw van de Israëlieten jegens hun God. In de vertaling staat het parallel aan ‘wie mij liefhebben’ (le’ohavaj) in vers 6. Het werkwoord ‘liefhebben’ betekent in de gegeven context: tonen van loyaliteit en trouw aan God. Misschien verdient het overweging om in de revisie de werkwoorden die nu met ‘haten’ en ‘liefhebben’ zijn vertaald, weer te geven met ‘ontrouw zijn’ en ‘trouw zijn’.

ID: block_5f4523e7d009d

Zie Otto, a.w., 729.

Wat het werkwoord paqad betreft: in de vertaling moet duidelijk zijn dat de kinderen aangesproken worden op de bedoelde zaak, namelijk de ontrouw aan God waaraan hun ouders zich schuldig hebben gemaakt. Als ouders ontrouw zijn aan God, is dat een zaak die ook de kinderen aangaat en waaraan voor hen ook sancties zijn verbonden. Voordat die intreden, kunnen de kinderen omkeren van hun kwade weg. Maar als dat niet gebeurt, is hun vonnis geveld.

‘Ter verantwoording roepen’ maakt enerzijds als moreel appèl de ernst van de zaak ondubbelzinnig duidelijk, en anderzijds verwijst het naar een te verwachten reactie van de nakomelingen, gericht op herstel van het door ‘awon bedreigde verbond. Op die manier legt ‘ter verantwoording roepen’ een ander accent dan traditionele vertalingen van paqad als ‘laten boeten’, ‘wreken’, ‘bezoeken’, ‘straffen’, ‘vergelden’. Dat zijn allemaal acties van bovenaf. De formulering met ‘ter verantwoording roepen’ impliceert dat de Israëlieten als partners in het verbond hier ook een rol hebben.

Conclusie

Op de keuze van de NBV voor ‘laten boeten’ is veel kritiek gekomen. Het geheel overziend is de vertaling met ‘laten boeten’ verdedigbaar, maar op een bepaalde manier ook eenzijdig en daardoor vatbaar voor misverstand.
In de NBV wordt de hardheid van het ‘laten boeten’ in evenwicht gehouden door het restrictieve ‘wanneer ze mij haten’, betrokken op de kinderen. God laat de kinderen boeten voor de schuld van de ouders, maar alleen als ook zijzelf God de rug toekeren. Als de weergave ‘wanneer ze mij haten’ echter dient te worden herzien en het haten op de ouders moet worden betrokken, legt dat nog meer druk op de keuze voor de weergave van paqad.

De oplossing ligt misschien in de formulering ‘ter verantwoording roepen’. Dat sluit het element van straf niet uit, maar geeft aan dat, naast vergelding, ook herstel van de verbondsrelatie tot de mogelijkheden behoort.

Hoe Exodus 20:5-6 uiteindelijk zal luiden in de gereviseerde tekst ligt nog niet vast. Met dit artikel hoop ik eraan te hebben bijgedragen dat de uiteindelijke keuze goed afgewogen zal zijn.


Dr. J. van Dorp werkt bij het NBG als oudtestamenticus en is betrokken bij de NBV-revisie.


Bronvermelding

Jaap van Dorp, ‘Moeten kinderen boeten voor de schuld van de ouders? De revisie van Exodus 20:5 en de betekenis van paqad’, in: Met Andere Woorden 38/1 (mei 2019), 6-22.

Geraadpleegde literatuur

  • G. Beer, Exodus, Handbuch zum Alten Testament, Tübingen 1939.
  • B.S. Childs, The Book of Exodus, The Old Testament Library, Louisville 1974.
  • Stuart Creason, ‘PQD revisited’ in: Cynthia L. Miller (ed.), Studies in Semitic and Afroasiatic Linguistics Presented to Gene B. Gragg, Studies in Ancient Oriental Civilization 60, Chicago 2008, 27-42.
  • DCH: The Dictionary of Classical Hebrew VI (Clines, 2007).
  • Ch. Dohmen, Exodus 19-40, Herders Theologischer Kommentar zum Alten Testament, Freiburg im Breisgau 2004.
  • Jaap van Dorp, ‘Discussie over de vertaling van Exodus 20:5 in de NBV’, in: Met Andere Woorden 25/3 (2006), 49-56.
  • J. van Dorp, ‘De decaloog in de Nieuwe Bijbelvertaling’ in: Klaas Spronk e.a. (red.), De Bijbel vertaald. De kunst van het kiezen bij het vertalen van de Bijbelse geschriften, Zoetermeer/Kapellen 2007, 180-194.
  • J.I. Durham, Exodus, Word Biblical Commentary, Waco 1987.
  • Janet Dyk e.a., ‘Het belang van valentiepatronen voor het vertalen van Bijbels Hebreeuwse werkwoorden’, in: Met Andere Woorden 32/2 (2013), 23-35.
  • F.C. Fensham, Exodus, De prediking van het Oude Testament, Nijkerk 1977.
  • Hebräisches und aramäisches Handwörterbuch über das Alte Testament (Gesenius 18, 2013 ).
  • The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (Koehler/Baumgartner, 2001).
  • C. Houtman, Exodus I en III, Commentaar op het Oude Testament, Kampen 1986/1996.
  • M. Köckert, Die Zehn Gebote, München 20132.
  • G. Landman, ‘Het derde en vierde geslacht. De samenhang van exegese, liturgie en pastoraat’ in: Marcel Barnard e.a. (red.), Letter en feest. In gesprek met Niek Schuman over Bijbel en liturgie, Zoetermeer 2004, 99-108.
  • Piet van Midden, ‘Efemeriden-642, EX 20:5-6’ (25 juni 2018).
  • J. Mol, ‘Het huis van de vader – collectieve en individuele verantwoordelijkheid. Discussie over de vertaling van Exodus 20:5’ in: Met Andere Woorden 25/4 (2006), 51-55.
  • NIDOTTE: New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis 3 (Vangemeren, 2012).
  • M. Noth, Das zweite Buch Mose: Exodus, Das Alte Testament Deutsch.
  • E. Otto, Deuteronomium 4,44-11,32, Herders Theologischer Kommentar zum Alten Testament, Freiburg im Breisgau 2012.
  • W.H.C. Propp, Exodus 19-40, The Anchor Bible, New York 2006.
  • Wolter Rose, ‘How Will God Deal with Children of Parents Who Have Committed Idolatry?’ in: J. van Vliet (ed.), Living Waters from Ancient Springs. Essays in Honor of Cornelis Van Dam, Eugene 2011, 11-24.
  • Frans Rozemond, ‘Leve de liturgische creativiteit’ in: Kerkinformatie 139 (juli/augustus 2006), 12.
  • N.M. Sarna, Exodus, The JPS Commentary, Philadelphia (Pa.)/New York 1991.
  • N.A. Schuman, Gelijk om gelijk. Verslag en balans van een discussie over goddelijke vergelding in het Oude Testament, Zaandam 1993.
  • E.A. Speiser, ‘Census and Ritual Expiation in Mari and Israel’ in: Bulletin of the American Schools of Oriental Research 149 (1958), 17-25.
  • J.R. Spencer, ‘PQD, the Levites, and Numbers 1-4’ in: Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft 110 (1998), 535-546.
  • Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament (Jenni/Westermann 1976).
  • Theologisches Wörterbuch zum Alten Testament (Botterweck/Ringgren/Fabry, 1988).
  • Ilse Visser, Valentieonderzoek naar het Bijbels Hebreeuwse werkwoord pqd, masterthesis Vrije Universiteit Amsterdam 2007.
  • Woordenboek der Nederlandse Taal (tweede deel, tweede stuk), ’s-Gravenhage/Leiden 1903.

Verantwoording afbeelding

Rembrandt van Rijn, Mozes met de Tien Geboden. © Foto: Gemäldegalerie der Staatlichen Museen zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz. Fotograaf: Christoph Schmidt.