Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 oktober 2020

Een inkijkje in het revisiewerk: Genesis 37

Jaap van Dorp

Op de weergave van Genesis 37, het verhaal van Jozef die door zijn broers wordt verkocht naar Egypte, in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) zijn relatief veel reacties gekomen. Het was de moeite waard om dit hoofdstuk intensief te behandelen in de revisie. We bespreken hieronder wat deze ronde heeft opgeleverd.

Samenvatting
Deze bijdrage geeft een impressie van het revisiewerk door in te zoomen op een aantal kwesties uit Genesis 37, het verhaal over Jozef die door zijn broers verkocht wordt naar Egypte. De bespreking van deze voorbeelden laat zien dat toetsing aan de brontekst steeds een centraal aspect van de revisie is geweest. En daarnaast blijkt ook hoe input van lezers heeft geholpen om de vertaling te verbeteren.
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Bij de revisie van Genesis 37 hebben we ons over tweeëntwintig kwesties gebogen. In achttien gevallen heeft dat tot een wijziging geleid. Ik beperk me in dit artikel tot de opvallendste kwesties. En ik bespreek met name de brontaaloverwegingen die ik, in de rol van ‘eerste exegeet’ van dit Bijbelboek, bij deze kwesties had. Elk van de hier genoemde kwesties is uitvoerig geëvalueerd en van alle kanten bekeken. Ik heb hieronder in de NBV-passages de woorden gemarkeerd die bij de revisie aandacht hebben gekregen. Bij het revisiewerk heb ik, naast de indertijd gebruikte commentaren en handboeken, gebruikgemaakt van de toelichtingen van de vertalers en de eindredactie van de NBV. Verder had ik de beschikking over nieuwere literatuur, waarvan ik één titel met name wil noemen: het commentaar van Jürgen Ebach. Ebach besteedt veel aandacht aan de literaire kenmerken van de tekst. Tegelijk geeft hij in zijn commentaar een degelijke vertaling, een toelichting op de Hebreeuwse tekst en op bijzondere vertaalmogelijkheden, een literaire analyse en een vers-voor-vers uitleg. Dit werk biedt – naast alle andere beschikbare naslagwerken – een bruikbare ingang om vertaalbeslissingen en binnengekomen opmerkingen te toetsen.

Genesis 37 in de NBV

Genesis 37:1

Jakob vestigde zich in Kanaän, het land waar ook zijn vader gewoond had.

In de NBV-revisiedatabase staat bij vers 1 een opmerking afkomstig uit het rapport van de GKv. In de NBV is in Genesis 37:1 de notie ‘vreemdelingschap’ impliciet gebleven. Letterlijk staat er dat Jakob zich vestigde in ‘het land van de vreemdelingschappen van zijn vader’. In Genesis 17:8, ‘het land waar je nu als vreemdeling woont’ (NBV), en Genesis 28:4, ‘het land waar je nu nog als vreemdeling woont’ (NBV), wordt de notie van ‘vreemdelingschap’ echter wel expliciet genoemd. Zou het in Genesis 37:1 dan ook anders, consistenter, moeten? Is het niet beter om de notie ‘vreemdelingschap’ ook daar te benoemen?

Aangezien bij de herziening van onder andere Genesis 36:7 de notie ‘vreemdeling zijn’ is aangevuld, zouden we dat in Genesis 37:1 ook heel goed kunnen doen. Ook Ebach merkt op dat de notie ‘vreemdelingschap’ fundamenteel is. Jakob vestigt zich wel in Kanaän, maar hij bezit het niet; de vreemdelingen zijn niet de anderen, maar Jakob en zijn voorouders zelf. Van hier loopt op de achtergrond een lijn naar het gebod in bijvoorbeeld Exodus 22:20 om de vreemdelingen niet te onderdrukken. Het is dus inderdaad essentieel dat dat perspectief ook in Genesis 37:1 in de vertaling mogelijk wordt gemaakt.

Deze ingreep dient niet alleen de consistentie van de vertaling. Zeker zo belangrijk is dat hiermee een steeds terugkerend motief in het boek Genesis in de vertaling expliciet wordt gemaakt. Het werkwoord goer, ‘ergens als vreemdeling vertoeven’, duidt op een tijdelijk verblijf, maar de notie ‘vreemdelingschap’ (een bestaan zonder wettelijke rechten en bescherming) is daarin bepalend. Dit vreemdelingschap is in de revisie ook expliciet gemaakt in Genesis 12:10, 20:1, 21:23, 26:3, 32:5, 35:27, 36:7 en 47:4. Door de herhaling van deze notie wordt een belangrijk motief in het boek Genesis versterkt. De vertaling van Genesis 37:1 gaat nu dus luiden: ‘Jakob vestigde zich in Kanaän, het land waar ook zijn vader als vreemdeling gewoond had.’

Genesis 37:2

Jozef, die inmiddels zeventien jaar was, weidde gewoonlijk samen met zijn broers de schapen en geiten; hij hielp de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, en alle praatjes die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door.

Is het woord ‘praatjes’ adequaat als vertaling van het Hebreeuwse dibbah ra‘ah? Klinkt het niet te onschuldig? ‘Praatjes’ gebruik je als het gaat over alledaagse, onbeduidende dingen, over iets dat niet waar hoeft te zijn, als gewoon geroddel dus.

Maar in het Hebreeuws is expliciet sprake van negatief nieuws. De formulering dibbah ra‘ah, ‘kwaad gerucht’, wijst op serieuze wantoestanden. Dat kan in de vertaling scherper naar voren komen. In de herziene versie luidt de vertaling van het slot van vers 2: ‘en de kwade geruchten die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door’.

Genesis 37:4-5, 8

4 De broers zagen wel dat hun vader het meest van Jozef hield. Daarom konden ze Jozef niet uitstaan en kon er geen vriendelijk woord voor hem af. 5 Op een keer had Jozef een droom. Toen hij die aan zijn broers vertelde, kregen ze een nog grotere hekel aan hem. (…) 8 Zijn broers zeiden: ‘Dacht je soms koning over ons te worden? Wil je over ons heersen?’ Vanwege dat gepraat over zijn dromen gingen ze hem hoe langer hoe meer haten.

In de Hebreeuwse tekst van Genesis 37 is het werkwoord sanee’ een signaalwoord dat de aandacht vestigt op de verstoorde relatie tussen Jozef en zijn broers. Het werkwoord komt voor in vers 4, vers 5 en vers 8, en het wordt vaak vertaald met ‘haten’. Zo vertaald zou vers 4 luiden ‘daarom haatten ze Jozef’, vers 5 ‘toen haatten ze hem nog meer’ en vers 8 ‘daardoor haatten zij hem nóg meer’. Het betekenisveld van sanee’ is echter veel breder dan dat van ons woord ‘haten’. Naarmate de spanningen in de familie van Jakob heftiger worden, worden ook de gevoelens van afkeer intenser. Hoe heeft de NBV dat verwoord? In vers 4 is sanee’ weergegeven met ‘iemand niet kunnen uitstaan’, in vers 5 met ‘een (nog grotere) hekel krijgen’ en in vers 8 met ‘iemand ‘(hoe langer hoe meer) haten’. Deze weergaven liggen in het betekenisveld van sanee’. Ze geven de oplopende spanning goed weer.

Het is duidelijk dat een concordante weergave met drie keer hetzelfde woord – ‘haten + nog meer haten + nóg meer haten’ – hier niet goed zou uitpakken. De functie van de Hebreeuwse stijlfiguur (een stijgende lijn door drievoudige herhaling) is met ‘haten’ niet adequaat weer te geven omdat dat werkwoord in het Nederlands zelf al wijst op maximale vijandigheid. Dat heeft tot gevolg dat ‘haten’ in vers 4 veel te sterk is in combinatie met het daarop volgende ‘en hadden ze geen vriendelijk woord meer voor hem over’. Voor het overbrengen van de stijgende lijn in irritatie en vijandigheid is het gebruik van een alternatief werkwoord of van verschillende werkwoorden in hetzelfde betekenisveld veel effectiever. De NBV laat dat zien met ‘iemand niet kunnen uitstaan’ (vers 4) + ‘een nog grotere hekel krijgen aan iemand’ (vers 5) + ‘iemand hoe langer hoe meer haten’ (vers 8). Dat is een sterke oplossing, die we in de revisie zo laten staan.

Genesis 37:4, 14

4 De broers zagen wel dat hun vader het meest van Jozef hield. Daarom konden ze Jozef niet uitstaan en kon er geen vriendelijk woord voor hem af. (…) 14 en Jakob vervolgde: ‘Ga kijken hoe je broers het maken en hoe het met het vee staat (…)

De database met opmerkingen over de NBV bevat verder een opmerking afkomstig van een predikant bij ‘en kon er geen vriendelijk woord voor hem af’ in vers 4. Het Hebreeuws gebruikt hier het woord sjalom, net als in vers 14. In de NBV is door de variatie in de vertaling (‘een vriendelijk woord’ en ‘hoe je broers het maken’) het verband tussen vers 4 en vers 14 verdwenen. Bovendien zou sjalom, ‘vrede’, een belangrijk motiefwoord zijn in het verhaal over Jozef en zijn broers, juist omdat de vrede in de familie ver te zoeken is. Aldus de predikant.

Om met dat laatste te beginnen: Bij een inventarisatie van het woord sjalom zien we dat het in Genesis 37-50 maar zeer beperkt voorkomt. Behalve in Genesis 37:4 en 14 alleen nog in 41:16 (sjalom voor de farao), 43:23 (sjalom tegenover ‘bevreesd zijn’), 43:27-28 (sjalom in verband met iemands welzijn) en in 44:17 (sjalom als veiligheid tijdens een reis). Als sjalom al belangrijk is in Genesis 37-50, dan is het in elk geval niet lexicaal gethematiseerd. Dat zou ook weleens voor het gebruik van sjalom in hoofdstuk 37 kunnen gelden; er wordt soms te snel verondersteld dat een herhaald woord in de brontekst een motiefwoord is.

Volgens de Hebreeuwse woordenboeken kan sjalom gebruikt worden in verschillende betekenissen, al naar gelang de context: vrede, welvaart, vriendschap, gezondheid, welzijn, bondgenootschap, goede verstandhouding, veiligheid, integriteit, juistheid, rust, harmonie. Het Nederlands heeft, evenals de meeste andere talen, geen woord dat inwisselbaar is met sjalom in alle nuances waarin het woord in het Hebreeuws kan worden gebruikt. Een blik in andere vertalingen leert dan ook dat het woord sjalom in de Jozefgeschiedenis zelden steeds op dezelfde manier is weergegeven.

Deze exercitie maakte duidelijk dat er, gekeken vanuit motiefwerking, geen urgentie is om sjalom in vers 4 en vers 14 gelijkluidend te vertalen, en zeker niet met ‘vrede’. Toch viel op dat de vertaling van sjalom in Genesis 43:27 (‘Is alles goed [sjalom] met jullie oude vader?’) ook inzetbaar is in hoofdstuk 37. De vertaling van sjalom in Genesis 37:4 zou dan worden: ‘… en hadden ze geen goed woord meer voor hem over’. Een winstpuntje hierbij is dat door het expliciete meervoud in het revisievoorstel de zin de negatieve interactie tussen de broers en Jozef nu duidelijker benoemt dan in de NBV 2004 het geval is. Wat betreft de weergave van sjalom in Genesis 37:14 (letterlijk: ‘ga toch en zie de sjalom van je broers en de sjalom van het vee’) zou ‘ga kijken of het goed gaat met je broers en met het vee’ een adequate weergave zijn. Op deze manier wordt de herziene versie consistenter dan haar voorganger. Dat is een belangrijk speerpunt voor de revisie: de consistentie van de vertaling is bevorderd. In de herziene tekst geeft het woordje ‘goed’ de gewenste consistentie in de herhaling van het woord sjalom aan: ‘en hadden geen goed woord meer voor hem over’ (vers 4) naast ‘Kijk of het goed gaat met je broers en met het vee’ (vers 14).

Genesis 37:11

De broers konden Jozef wel vermoorden, maar zijn vader bleef nadenken over wat er gebeurd was.

Op de NBV-keuze ‘ze konden hem wel vermoorden’ is veel kritiek gekomen. Karel Deurloo en Nico ter Linden merken in Het luistert nauw op dat ‘De broers konden Jozef wel vermoorden’ een voorbeeld is van een parafrase in de NBV (‘De NBV krijgt het op zijn heupen’). Terwijl in het Hebreeuws staat dat de broers Jozef benijden. Is die kritiek gegrond?

De gevoelens van de broers ten opzichte van Jozef zijn hiervoor al drie keer gekwalificeerd met sanee’, in vers 4, 5 en 8 (zie hierboven). Het lijkt erop dat de NBV geprobeerd heeft om die stijgende lijn door te trekken, waarbij vers 11 er – vergeleken met vers 8 – nog een schepje bovenop doet. Maar het nadeel is dat ‘ze konden hem wel vermoorden’ een nogal vrije, sterk idiomatische weergave van qinnee’ is, die – als je het letterlijk leest – lijkt te botsen met het vervolg van het hoofdstuk. Het staat onnodig ver af van de betekenis van qinnee’, ‘jaloers zijn’.

Er is ook een andere mogelijkheid: het gaat in deze context niet alleen om de verhouding tussen Jozef en zijn broers, maar ook over de rol die hun vader daarin heeft. De notie van jaloezie vult dus de haat van de broers nader in. In de revisie kiezen we voor die nadere inkleuring. Maar de weergave ‘ze waren jaloers op hem’ zou in dit verband als een anticlimax werken. De context vraagt hier om een sterke formulering: ‘Jozefs broers werden verteerd door jaloezie’.

Genesis 37:15

Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht.

In het Hebreeuws is het tweede deel van vers 15 precies omgekeerd geformuleerd: Jozef komt bij Sichem niet iemand tegen, maar iemand komt bij Sichem op Jozef af en ondervraagt hem. De vraag is of het verschil relevant is. Biedt de NBV een onschuldige transformatie omwille van een vlottere formulering, of mis je hiermee een belangrijke nuance in het verhaal?

Volgens Ebach is de ontmoeting tekenend voor de situatie waarin Jozef zich later in het verhaal zal bevinden, wanneer hij een willoos slachtoffer wordt van zijn broers. ‘Josefs Verlorenheit wird treffend durch den Wortlaut in V 15 charakterisiert, nach dem nicht er einen Mann, sondern jener Mann ihn findet.’ Dit is een visie die breed gedeeld is onder commentatoren. Ook Deurloo en Ter Linden wijzen in Het luistert nauw op de literaire functie van deze geheimzinnige man naast de zoekende Jozef. Om die uit te laten komen is de tekst als volgt herzien: ‘Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam er iemand op hem af die vroeg wat hij zocht.’

Genesis 37:22a

‘Er mag geen bloed vloeien! Gooi hem in die put hier, in deze verlaten streek, maar breng hem niet om.’

‘Er mag geen bloed vloeien!’ Dit alternatief voor de imperatief ‘Vergiet geen bloed’ is bij nader inzien niet zo handig. De vertaling moet hier de echo bewaren van Genesis 9:6: ‘Wie bloed van mensen vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten.’ Bovendien is het dringende appel van Ruben door het gebruik van de tweede persoon pluralis (jussivus + ’al ) in de brontekst veel persoonlijker dan wat de NBV biedt. De uitdrukking ‘bloed vergieten’ werkt in de gebiedende wijs echter niet goed als direct vervolg op vers 21b. De vertaling wordt daarom vanaf het slot van vers 21 herzien in: ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen,’ zei hij, ‘we mogen geen bloed vergieten!’

In de vertaling van dit vers valt verder op dat ‘verlaten streek’ is gebruikt in plaats van ‘woestijn’ (midbar). In de Bijbel is de woestijn typisch het gebied waar herders hun schapen en geiten laten grazen, omdat er veel begroeiing is, ondanks de verminderde jaarlijkse regenval. Kennelijk gaat het hier om een dergelijke weideplaats. Het gebied waar de broers van Jozef zich bevinden is dus niet een erg verlaten streek. Het is dicht bij de stad Dotan, en er loopt een belangrijke handelsroute doorheen, vanuit het oosten naar de Middellandse Zee, richting Egypte. De woestijn is ook het gebruikelijke decor van karavaanreizigers. De vertaling hoeft het woord ‘woestijn’ hier dus niet te vermijden als gebruikelijke weergave van het Hebreeuwse woord midbar. En misschien is in plaats van ‘die put hier’ een ander aanwijzend voornaamwoord beter. De herziene vertaling wordt: ‘Gooi hem in deze put, hier in de woestijn, maar breng hem niet om.’

Genesis 37:22b

Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem ongedeerd naar zijn vader terug laten gaan.

Een van de doelen van het NBV-revisieproject is het controleren van de vertaling op expliciteringen. Soms zijn die noodzakelijk voor een goed begrip van de vertaling, soms zijn ze niet op hun plaats omdat ze iets aan de vertaling toevoegen dat niet met zoveel woorden uit de brontekst kan worden gehaald. Of ze zijn overbodig omdat de lezer de essentie zelf al uit de context kan opmaken. Een voorbeeld van het laatste is het gebruik van het woordje ‘ongedeerd’. Dat woord kan beter geschrapt worden, zeker in het licht van de hieronder volgende ingreep.

Een volgend puntje in de vertaling is het slot van vers 22 ‘… en hem (…) naar zijn vader terug laten gaan’. Wat betreft de keuze voor ‘terug laten gaan’: deze formulering past niet bij de betrokkenheid die Ruben als eerstgeborene toont. Het zou goed zijn als de weergave van het slot overeenkwam met Genesis 42:37, waar dezelfde Ruben zijn vader belooft dat hij Benjamin vanuit Egypte zal terugbrengen (hetzelfde werkwoord). Zo wordt een motief in het verhaal over Jozef door de herhaling van het causatieve sjoev, ‘terugbrengen (naar de vader)’, ook op lexicaal niveau in de vertaling herkenbaar. De vertaling van het tweede deel van vers 22 wordt daarom gewijzigd in: ‘Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem terugbrengen naar zijn vader.’

Terugblik

Ik heb in deze bijdrage de opvallendste wijzigingen in Genesis 37 besproken. Ook al gaat het telkens om relatief bescheiden ingrepen, hun gezamenlijke effect is aanzienlijk. Het Bijbelse verhaal als geheel krijgt een scherper profiel.

  1. 1.Een aantal motieven en thema’s in het boek Genesis en in andere Bijbelboeken wordt nu ook in Genesis 37 beter voor het voetlicht gebracht: het vreemdeling zijn in Kanaän (vers 1), het verbod op het vergieten van bloed (vers 22a) en het terugbrengen van de zoon/broer naar zijn vader (vers 22b).
  2. 2.Ook de thema’s van hoofdstuk 37 worden aangescherpt. De broers van Jozef komen ronduit negatief in het nieuws (vers 2), zij hebben geen goed woord meer voor Jozef over (vers 4), ze worden verteerd door jaloezie als ze horen wat Jozef heeft gedroomd (vers 11).
  3. 3.Wat betreft het gebruik van het woord sjalom wordt de vertaling consistenter (vers 4 en 14), maar de variatie in de weergave van het werkwoord sanee’ blijft behouden, omdat die het stilistische effect van de climax in de brontekst ondersteunt (vers 4, 5 en 8).
  4. 4.De positie van Jozef onder zijn broers is hopeloos: hij wordt een willoos slachtoffer van hun jaloezie. Zonder dat dat met zoveel woorden wordt gezegd, vinden we daarvan in vers 15 een indicatie wanneer Jozef dwalend in het veld bij Sichem door een man wordt gevonden en op weg wordt geholpen.

Deze bespreking laat zien hoe kritische opmerkingen van lezers aanleiding zijn geweest om indertijd genomen vertaalbeslissingen te herzien. In een uitgebreid en zorgvuldig proces hebben we de vertaling getoetst en alle opmerkingen gewogen. De bovenstaande voorbeelden laten zien hoe lezersinbreng de vertaling heeft versterkt. De winst daarvan is duidelijk.

Dr. Jaap van Dorp werkt bij het NBG als oudtestamenticus en is betrokken bij de NBV-revisie.

Bronvermelding

Jaap van Dorp, ‘Een inkijkje in het revisiewerk: Genesis 37’ in: Met Andere Woorden 39/2 (oktober 2020), 22-31.

Foto’s: Carla Manten.

Geraadpleegde literatuur

  • Karel Deurloo en Nico ter Linden, Het luistert nauw. De Nieuwe Bijbelvertaling nader bekeken, Amsterdam 2008, 43-44.
  • Jaap van Dorp, ‘Zoeken naar de juiste betekenis. Over het gebruik van de woorden “haat”’ en “haten” in de Bijbel in Gewone Taal’ in: Met Andere Woorden 32/1 (2013), 2-13.
  • Jürgen Ebach, Genesis 37-50, Herders Theologischer Kommentar zum Alten Testament, Freiburg/Basel/Wien 2007.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.17.10
Volg ons