Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 5: van duisternis naar licht

In Jesaja 9 lezen we over de overgang van het ene tijdperk naar het volgende. In het oude tijdperk was het donker, maar in het nieuwe tijdperk wordt een licht zichtbaar. Dat licht blijkt een wonderbaarlijke koning te zijn. Die koning zal rechtvaardig heersen, een groot verschil met de ellende uit het verleden.

Bijbeltekst(en)

23En wie daardoor omsloten wordt, zal niet ontkomen.

Licht in de duisternis

Zoals het land van Zebulon en Naftali

in het verleden smadelijk bejegend is,

zo wordt weldra eer bewezen aan de kuststreek,

het land aan de overkant van de Jordaan

en het domein van andere volken.

1Het volk dat in duisternis ronddoolt

ziet een schitterend licht.

Zij die in het donker wonen

worden door een helder licht beschenen.

2U hebt het volk weer groot gemaakt,

diepe vreugde gaf U het,

blijdschap als de vreugde bij de oogst,

zij jubelen als bij het verdelen van de buit.

3Het juk dat op hen drukte,

de stok op hun schouder, de staf van de drijver,

U hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds.

4Iedere laars die dreunend stampte

en elke mantel die doordrenkt is van bloed,

ze worden verbrand,

ze vallen ten prooi aan het vuur.

5Een kind is ons geboren,

een zoon is ons gegeven;

de heerschappij rust op zijn schouders.

Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman,

Sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst.

6Groot is de heerschappij en zonder einde de vrede

voor de troon van David en voor zijn koninkrijk;

ze zijn gegrondvest op recht en gerechtigheid

en staan vast voor altijd en eeuwig.

De HEER van de hemelse machten

brengt dit in zijn vurige liefde tot stand.

Jesaja 8:23-9:6NBV21Open in de Bijbel

Uitleg Jesaja 8:23b-9:6
Twee tijdperken
Na de spanningen met het Assyrische rijk waar we in Jesaja 7 over lazen, breekt er weer een tijd van hoop aan. Die tijd steekt erg positief af bij het verleden. Dat contrast zie je in vers 23: van een negatieve omschrijving ‘in het verleden’, naar een positieve omschrijving ‘weldra’, in de toekomst. De plaats verandert niet, er is alleen sprake van een naamsverandering: in het verleden gaat het over het land van Zebulon en Naftali (zie Jozua 19:10-16 en 19:32-39). Dit duidt op de periode vóór de Assyrische verovering. In de toekomst gaat het over drie gebieden: de kuststreek, het gebied aan de overkant van de Jordaan en ‘het domein van andere volken’. Met die drie gebieden wordt verwezen naar de gebieden die door Assyrië veroverd en in drie provincies ingedeeld zijn. Het gaat hier in beide tijdperken over het Noordelijke rijk, dat door de Assyriërs tussen 734-732 voor Christus veroverd wordt. Bij die scheiding tussen de twee tijdperken past de terminologie van licht en duisternis. Vroeger, tijdens de dreiging en verovering door de Assyriërs, was er duisternis. Nu is het Noordelijke rijk deel van het Assyrische rijk, en in de toekomst is er hoop op licht. Al in Jesaja 8:22 gaat het over ‘duisternis’, ‘donker’ en ‘nacht’. In vers 1 van hoofdstuk 9 komt er dan een lichtpuntje. Duisternis en donker worden herhaald, maar nu staat daar een schitterend en helder licht tegenover.

Licht in de duisternis
In vers 5 wordt vooruitgewezen naar een ideale heerser, waar misschien koning Hizkia (728-700 voor Christus) mee bedoeld wordt. Een heerser die wél regeert zoals God dat wil. Bij zijn geboorte krijgt het kind vier namen (vers 5). Dat bouwt voort op een Egyptische gewoonte uit die tijd: als het koningschap werd overgedragen van de ene op de andere koning, kreeg de nieuwe koning een aantal ‘troonnamen’. In deze tekst wordt dus de geboorte van de nieuwe koning aangekondigd én wordt zijn troonbestijging plechtig geïntroduceerd met vier erenamen. Bij de eerste drie namen staat centraal wat God in en door deze heerser doet. Alleen door God kan deze koning een wonderbare raadsman (wonderlijke kennis van Gods raad hebben), goddelijke held en eeuwige vader zijn. Zo is het ook in de eerste zinnen van vers 5: ‘Een kind is ons gegeven, een zoon is ons geboren’, door God. God is en blijft de bron van alle redding. Vredevorst is een wat menselijker titel. Deze aankondiging van het koningskind is het resultaat van wat we in de voorgaande hoofdstukken en dagen hebben gelezen. Het oordeel van God, aangekondigd in Jesaja 5 en 6, wordt uitgevoerd. De verharding van de harten (Jesaja 6) van de leiders van Israël, de koningen uit het huis van David, voltrekt zich. Dat zie je in Jesaja 8:23-9:1, waarin smaad en duisternis centraal staan. Tegelijk is er ook de belofte van Immanuel in Jesaja 7, waar hier op voortgebouwd wordt met de aankondiging van een kind dat wordt geboren (vers 5-6). Dat kind zorgt voor de voortzetting van het koningshuis van David (vers 6).

Verband met andere teksten: licht voor de volken
De tekst van Jesaja 9:1-6 heeft veel invloed gehad in het latere christendom, maar wordt op slechts één plek geciteerd in het Nieuwe Testament. In Matteüs 4:14-16 vind je een citaat uit Jesaja 8:23b-9:1. Matteüs noemt hier de geografische aanduiding uit Jesaja, waarin de stammen Zebulon en Naftali en de andere gebieden genoemd worden. Deze gebieden passen goed bij de weg die Jezus aflegt voor hij aan zijn verkondiging begint. Matteüs past deze tekst uit Jesaja toe op Jezus’ reis door Galilea. Zo legt hij een verband tussen Jezus en het licht in de duisternis uit Jesaja 9. Als Jezus met zijn prediking begint, breekt het licht door de duisternis.

Vragen

  1. 1.Jesaja geeft een aantal titels voor de beloofde koning. Welke woorden zou jij gebruiken om een ideale koning te beschrijven?
  2. 2.Matteüs brengt Jesaja 8:23-9:1 in verband met Jezus. Welke eigenschappen, woorden of daden van Jezus hebben hem daartoe bewogen, denk je?
  3. 3.Als jij een titel zou moeten bedenken voor deze tekst, waar zou je dan voor kiezen?

Kader
Assyrië en Juda
In dit reliëf uit een van de paleizen van Tiglat-Pileser III is de Assyrische koning afgebeeld als overwinnaar. Aan de rechterkant van het reliëf staat hij, met een speer in zijn hand, met zijn voet op de rechterschouder van een van zijn vijanden. Links zien we een hoge functionaris die hem groet. In zulke afbeeldingen legden Assyrische (en later ook Babylonische en Perzische) machthebbers hun overwinningen vast. Vaak worden oorlogshandelingen afgebeeld of koningen van overwonnen volken die eer betonen en zich onderwerpen aan de Assyrische overwinnaar. Onder, boven of naast de afbeelding staat vaak een tekst waarin over de overwinning van de machthebber wordt verteld. In de tijd van de profeet Jesaja hadden de Assyriërs alle macht in het Oude Nabije Oosten. Tiglat-Pileser III had het Noordelijke rijk en zijn buurlanden overwonnen, en ook Juda was onder heerschappij van Assyrië.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons