Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
3 februari 1982

Tussen proza en poëzie

 J.J. van Capelleveen

Er is een merkwaardig verschil tussen Bijbelvertalingen uit de tweede helft van deze eeuw en oudere vertalingen. In die vroegere vertalingen is de tekst in zijn geheel als proza afgedrukt, In de nieuwere vertaling worden de Psalmen, Spreuken, Hooglied en incidentele liederen als poëzie afgedrukt. In de nieuwste vertalingen worden ook grote delen uit de profeten op die wijze afgedrukt. Dat zal ook het geval zijn met de komende Bijbel in de omgangstaal. Voorbeelden daarvan treft u aan op de pagina’s 9 en 11. 

Invloed van Kittel

De oorzaak is volgens dr. Jan de Waard in wezen heel simpel. In de tweede helft van de jaren dertig verscheen de hebreeuwse tekst van Kittel. Deze duitse oudtestamenticus drukte de hebreeuwse tekst van bepaalde Bijbelboeken af in wat wij een poëtische vorm noemen.

In wezen hebben vertalers van onze tijd het voorbeeld van Kittel òf slaafs òf kritisch gevolgd. In dat laatste geval accepteerden zij zijn voorbeeld niet in alle gevallen, of kwamen op grond van hun studie van de hebreeuwse tekst tot de conclusie dat ook andere oudtestamentische Bijbelgedeelten ‘dichterlijke’ trekken vertoonden. Maar we moeten eigenlijk concluderen dat bij dit alles in wezen geen objectieve maar subjectieve maatstaven worden gehanteerd.

Volgens dr. De Waard is het ook niet helemaal juist te spreken over de tegenstelling ‘proza’ en ‘poëzie’ in de Bijbel. Als we poëtische elementen menen aan te treffen dan is dat helemaal geen poëzie in onze betekenis van het woord.

Wie het gedrukte woord onderscheidt in ‘proza’ en ‘poëzie’ hanteert in wezen een veel te grove regel. Daartussen ligt een rijk geschakeerd gebied, We kennen ritmisch proza, de Duitsers spreken van ‘Kunstprosa’, we spreken over proza van een hoog literair niveau met poëtische effecten, enzovoort.

Dr. Jan de Waard (van 1956 tot 1961 hervormd predikant, eerst te Nes en Wierum en later te Tzum) is zowel theoloog als taalkundige. Hij werkte jarenlang in Kameroen als vertaalconsulent en was daar als adviseur betrokken bij vertaalprojecten in veertig talen.
De laatste jaren begeleidt hij vertaalprojecten in Europa. Hij adviseerde de vertalers van het zojuist verschenen nieuwe testament in Zweden en begeleidt ook de griekse vertalers die voor het eerst sinds in de derde eeuw voor Christus de Septuagint verscheen, begonnen zijn aan een vertaling uit het Hebreeuws in het hedendaagse Grieks. Ook hebben studiecommissies van zowel de Russisch Orthodoxe als de Roemeens Orthodoxe Kerk, die bezig zijn de basis te leggen voor een nieuwe vertaling, al een beroep op hem gedaan.
Naast zijn werk als vertaaladviseur in Europa namens de Wereldbond van Bijbelgenootschappen doceert dr. De Waard aan de theologische faculteit van de Universiteit van Straatsburg.
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Literaire elementen

Bestuderen wij de hebreeuwse teksten dan valt ons op dat heel vaak gebruik wordt gemaakt van aforismen en van parallellie.
Er is sprake van accenten, spel met woorden, ritmes, chiasmen en mnemotechnische middelen, die vaak heel functioneel gericht zijn. In wezen treffen we diezelfde literaire middelen ook aan in afrikaanse culturen waar de mensen nog niet gealfabetiseerd zijn.

Je moet niet spreken over middelen die typisch zijn voor analfabeten, waarschuwt dr. De Waard, als ik die uitdrukking laat vallen. Dan spreek je eigenlijk anachroniserend. Het gaat erom dat de Bijbel ontstaan is in een orale cultuur. Daar worden middelen gebruikt die de hoorders van de tekst in staat stellen de woorden te memoriseren en door te geven aan volgende generaties.

Het probleem is nu dat wij die teksten met dat typisch eigene van de orale cultuur van toen moeten vertalen in de gedrukte vorm van nu voor lezende mensen.

Nu zijn er drie theorieën. Er zijn taalkundigen die de gebruikte stijlmiddelen zien als mnemotechnische middelen, gericht op het gemakkelijk onthouden. Anderen zien daarin liturgische elementen ten dienste van de godsdienstige bijeenkomsten. Weer een andere groep ziet ze als stilistische elementen.

Die eerste twee theorieën zijn in wezen niet met elkaar in tegenspraak.
Als al deze elementen alleen een mnemotechnisch of liturgisch aspect hebben, bieden ze voor de vertaler weinig problemen, Dan behoeft hij er nauwelijks rekening mee te houden en ze niet letterlijk mee over te dragen in het Nederlands, omdat ze in onze taal nu toch niet zo functioneren.
Maar als ze stilistische elementen zijn dan ligt de zaak voor de vertaler heel anders, want dan horen ze wezenlijk bij de tekst en bepalen ze mede de inhoud en betekenis van die tekst, Dan hebben ze, om met De Waard te spreken, niet alleen een formeel maar ook een semantisch karakter. En dan is de vertaler verplicht ze in zijn vertaling mee te nemen.

Kennis beperkt

‘Het beroerde is nu,’ bekent dr. De Waard, ‘dat ik niet weet welke theorie de juiste is. Onze kennis is nog altijd te beperkt om echt te weten hoe we moeten kiezen.’

Dat betekent niet dat hij als vertaalgeleerde die theorieën zo maar naast zich neer kan leggen: ‘Als de structuren van een bepaalde tekst ertoe bijdragen dat die tekst gemakkelijk in het geheugen wordt gegrift, dan heb ík het gevoel, dat dit ook waardevol kan zijn in de vertaling. Dan moeten we zoeken naar kernachtige uitdrukkingen, die misschien niet zo sterk zijn als in de originele taal, maar die toch wel bondig zijn.’

Ik vroeg hem waarom de Statenvertalers aan dit element in hun vertaling geen aandacht hebben geschonken. Zelfs de Psalmen drukten zij als proza af, terwijl zij zich juist zo nauw hielden aan hebreeuwse structuren, Zoveel zelfs dat een staatspensionaris van Zeeland hun vertaling fel bekritiseerde, omdat deze niet vloeiend was,

Maar mijn opmerking ging dr. De Waard veel te ver. De Statenvertalers drukten de Psalmen niet af in de poëtische vorm die wij nu gebruiken. Maar, zei hij, ík heb niet het recht om te zeggen dat ze niet poëtisch zouden zijn, omdat wij niet kunnen beoordelen wat vierhonderd jaar geleden poëtisch of prozaïsch was. Wij zouden dan onze maatstaf gebruiken om hun werk mee af te meten en dat mag nooit.

In wezen gebruiken wij.nu een moderne vorm om die teksten af te drukken. Iedere graficus kent tegenwoordig de ‘blokvorm’ en de ‘vrije’ of ‘engelse regelval’, De ‘blokvorm’ kent twee rechte kantlijnen, voor en achter. De woorden worden zo gespatiëerd dat de achterkantlijn altijd recht is. Bij de ‘vrije regelval’ is dat niet zo.

Als we nu voor ons gedrukte woord een bepaalde grafische vormgeving kiezen, dan moet die vorm functioneel zijn. De vorm moet. De inhoud ondersteunen.

Anders is die vorm of de inhoud nep. Die specifieke inhoud van die zogenaamd dichterlijke teksten kan in de vertaling ondersteund worden door ze als korte elementen, bondige uitspraken, korte regels af te drukken.

Zullen wij in de toekomst gelijk krijgen omdat we dit zo deden? Het is nog veel te vroeg om die vraag te beantwoorden. In wezen is de vertaalkunde nog een te jonge wetenschap.

Nieuwe bezinning

Pas in deze eeuw zijn we ons wezenlijk gaan afvragen of we wel op de juiste wijze vertaalden. Het eerste uitgangspunt was: Hoe vertalen we de tekst duidelijk en begrijpelijk, opdat deze werkelijk ook in de vertaling communiceert? Die vraag heeft gaandeweg geleid tot de dynamisch-equivalente vertaalmethode. Op die wijze is het nieuwe ‘testament in tientallen talen vertaald. Ook ‘Groot Nieuws voor U’. Ook de volledige Bijbel in de engelse omgangstaal, de ‘Good News Bible’.

Maar vragen over de dynamisch-equivalente wijze van vertalen doken al op toen we zo vertaalden in het Thai en Chinees, talen met een totaal andere culturele achtergrond dan onze westerse talen.

Naast de vraag: ‘wat moet ik als vertaler expliciet maken?’ dook de nieuwe vraag op: wat moet ik als vertaler impliciet laten en hoe kan de boodschap dan toch verstaanbaar zijn?

Om die laatste vraag hebben de vertalers van de engelse ‘Good News Bible’ zich nauwelijks bekommerd. Maar de vertalers die het oude testament in omgangstaal gingen overzetten in Italië, Frankrijk, Duitsland en Nederland wel degelijk.

En zo schoven zij, al werkend, op naar een wat hoger taalniveau. Er kwam als het ware een tegenbeweging in aanvulling op de oorspronkelijke pogingen om de boodschap zo klaar en duidelijk mogelijk in de vertaling weer te geven. Het literair niveau van het oude testament in omgangstaal is wel degelijk hoger dan ‘Groot Nieuws voor U’.

Een probleem is alleen dat er nog maar zo weinig studie geweest is van de literaire aspecten en kenmerken van de Bijbeltekst in de grondtalen. Jacobsen heeft veel gedaan en Katherina Reisz die in München en Würzburg doceert. De laatste met name over ‘Inhaltsbetonte und Formbetonte Texte’.

Een begin

Toch staan we nog maar aan een eerste begin. We zijn nog lang niet zover dat we die nieuwere inzichten allemaal in één systeem kunnen vangen. Er is nog ontzaglijk veel research nodig. Dr. De Waard zegt: Er ligt nog honderd jaar studie voor ons.

Vertalers zelf hebben in wezen nog nauwelijks bewust aandacht geschonken aan deze problematiek. Maar intussen wordt wel van hen gevraagd een vertaling te leveren naar beste weten en kunnen. Zoals vertalers in het verleden, voor er sprake was van een uitgewerkte vertaalwetenschap ook vertalingen maakten naar het licht dat hun gegeven was. Vertalingen die velen toch tot zegen zijn geweest.

Bronvermelding

J.J. van Capelleveen, ‘Tussen proza en poëzie’ in: Met Andere Woorden 1/1 (1982), 12-14.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.17.10
Volg ons