Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 oktober 2021

Genesis 49:4: verraderlijk als water

Een nieuw inzicht in de NBV21

Raymond de Hoop

In Genesis 49 neemt aartsvader Jakob op zijn sterfbed afscheid van zijn twaalf zonen. Ook aan Ruben geeft hij een ‘zegen’. Wat hij daarin Ruben aanwrijft, is in de NBV21 trefzekerder vertaald dan in de NBV.

Samenvatting
In de zegenspreuk in Genesis 49:3-4 wordt Ruben bestraft omdat hij zich vergreep aan Bilha, Jakobs bijvrouw. Het Hebreeuws gebruikt hier een zeldzaam woord, pachaz, in een vergelijking: ‘pachaz als water’. Door de eeuwen heen blijkt dit woord moeilijk te vertalen te zijn en daardoor is de vergelijking ‘… als water’ moeilijk te begrijpen. De NBV21 maakt gebruik van recent exegetisch onderzoek om dit probleem op te lossen. Dit artikel licht toe welke nieuwe inzichten er achter deze verbetering in de NBV21 zitten.
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Jakob heeft in dit hoofdstuk voor ieder van zijn zonen een ‘zegen’ (Genesis 49:28). Maar in deze ‘zegenspreuken’ rekent hij ook af met zijn drie oudste zonen Ruben, Simeon en Levi, die hem ooit schoffeerden. Zo wordt als eerste met de oudste zoon Ruben afgerekend, omdat hij sliep met Bilha, de bijvrouw van zijn vader (Genesis 35:22). In het tweede deel van deze ‘zegenspreuk’ wordt in het Hebreeuws een lastig woord gebruikt, en bovendien in een vergelijking die voor westerse mensen niet meteen duidelijk is.

Dit tweede deel van Rubens ‘zegen’ is in de NBV uit 2004 als volgt vertaald:

4Onstuimig ben jij als het water –

nee, jij zult niet de voornaamste zijn,

want jij hebt je vaders bed beslapen,

je vaders legerstee ontwijd.

Hij heeft mijn bed beslapen!

Genesis 49:4NBVOpen in de Bijbel

Het woord ‘onstuimig’ is de weergave van het Hebreeuwse woord pachaz. De keuze voor ‘onstuimig’ (NBV, Willibrordvertaling, Herziene Statenvertaling) komt overeen met andere vertalingen zoals ‘gij die opbruist’ (NBG-vertaling 1951, voortaan: NBG 1951) of ‘ge zijt een schuimende beek’ (Canisiusvertaling). Uit het geheel blijkt dat dit ‘onstuimig’ negatief zou moeten zijn, maar ‘onstuimig’ heeft niet per se een negatieve betekenis in het Nederlands. Zo lezen we bijvoorbeeld in Hooglied 5:4 (NBG 1951): ‘mijn hart werd onstuimig over hem’, waar het woord ‘onstuimig’ wel met seksualiteit te maken heeft maar absoluut niet negatief bedoeld is.

De stam van het woord pachaz wordt nog driemaal in de Hebreeuwse Bijbel gebruikt en de NBV geeft het betreffende woord in die gevallen weer met ‘gewetenloos’ (Rechters 9:4, Sefanja 3:4) en met ‘aanmatigende praatjes’ (Jeremia 23:32). Beide weergaven zijn zeker negatief, maar ‘gewetenloos’ en ‘aanmatigende praatjes’ zijn geen synoniemen van elkaar, noch van ‘onstuimig’. Ook zijn deze drie begrippen niet op een of andere manier aan elkaar gerelateerd en zou de weergave ‘onstuimig’ in de andere teksten niet passen als een negatieve term, en vice versa. Dit betekent dat de stam pachaz erg inconsistent is weergegeven en dat de weergave ‘onstuimig’ in Genesis 49:4 feitelijk uit de vergelijking ‘als water’ is afgeleid.

De inconsistente weergave van de stam pachaz, die we in meer vertalingen zien, toont hoe onzeker vertalers zijn met betrekking tot de betekenis van de stam pachaz. Die onzekerheid zien we terug vanaf de oudste vertalingen tot in de meest recente woordenboeken.

De moeilijkheden kunnen worden opgehelderd door drie dingen nader te bekijken. Allereerst is er de vraag: wat was Rubens vergrijp waarop deze bestraffende spreuk reageert? Vervolgens: wat kunnen we afleiden uit de drie andere plaatsen waar de stam pachaz voorkomt? En tot slot: hoe kunnen we de vergelijking ‘pachaz als water’ het beste opvatten? We zullen zien dat de antwoorden op deze drie vragen in dezelfde richting wijzen: pachaz betekent iets als ‘verraderlijk, bedrieglijk, onbetrouwbaar’.

Rubens vergrijp

Om te begrijpen wat de woorden in Genesis 49:4 betekenen, moeten we eerst bekijken wat de betekenis van Rubens daad is geweest waarvoor hij nu door zijn vader veroordeeld wordt. In onze tijd met berichten over misbruik binnen families en daarbuiten (#MeToo) klinkt dit korte verhaal over Ruben heel anders dan in die tijd, waardoor de implicatie van het verhaal ons ontgaat.

Het hebben van gemeenschap met de (bij)vrouw van iemands vader wordt in Leviticus 20:11 beschreven als het ‘onteren van zijn vader’ (vergelijk ook Deuteronomium 23:1), waarop voor beiden (!) de doodstraf stond. Dit ‘onteren van zijn vader’ geeft al het grote cultuurverschil weer tussen toen en nu, waarbij niet gekeken wordt naar de vrouw die onteerd wordt. Met betrekking tot Rubens gemeenschap met Bilha, de bijvrouw van zijn vader, schrijft H. Jagersma:

Een dergelijke handelwijze met de (bij)vrouw(en) van een ander wordt in enkele teksten gezien als een poging om iemands positie over te nemen (…). Wat Ruben hier doet, houdt in dat Ruben als oudste zoon al bij voorbaat de plaats van zijn vader poogt in te nemen.

Het ‘in bezit nemen’ van zijn vaders bijvrouw wordt hier gezien als een greep naar de macht. Dat dit in de tijd van de Bijbel zo gezien werd, zien we terug in het verhaal over Absaloms rebellie. Daar wordt hem aangeraden de bijvrouwen van zijn vader in bezit te nemen om zodoende zijn vader te vernederen (2 Samuel 16:20-22). Ook de boze reacties van Isboset in 2 Samuel 3:6-8 en die van Salomo in 1 Koningen 2:17, 20-22 zijn tegen deze achtergrond te verklaren. Ten slotte wijst het ‘in bezit nemen’ van de vrouwen van Saul door David (2 Samuel 12:8) ook op het nemen van de macht door de opvolger.

Het is hier van belang om te concluderen dat een dergelijke actie niet een seksueel gemotiveerde daad is maar een door machtspolitiek gemotiveerde daad. Voorgaande laat zien dat het van fundamentele betekenis is om de culturele achtergrond van de Bijbel bij het lezen te betrekken, aangezien wij in deze tijd de tekst met heel andere ogen lezen. Deze korte episode en de bestraffing daarvan in Genesis 49:4 refereren niet zozeer aan een seksueel vergrijp (incest, misbruik), maar aan een oudste zoon die de positie van zijn vader niet respecteerde, maar diens positie vroegtijdig trachtte te veroveren.

Pachaz in de Hebreeuwse Bijbel

De oude vertalingen blijken al te worstelen met de vraag wat pachaz betekent. In Genesis 49:4 gaan ze verschillende kanten op. De Septuagint leest exubrisas, ‘roekeloos, turbulent (van een rivier)’; Targoem: d’zlt lqbyl ’pk, ‘(voort-)gaand in eigen richting’; Pesjitta: ṭʿyt, ‘dwalen’; Vulgaat: effesus, ‘uitgieten’. Hoewel ze uiteenlopende oplossingen bieden, is de overeenkomst dat ze allemaal een ad-hocvertaling lijken te geven die is afgeleid uit de vergelijking ‘als water’. De achtergrond van het gebeuren (Rubens daad) en de implicatie daarvan zoals in de voorgaande paragraaf beschreven, speelt daarbij geen rol.

Laten we nu, als vervolgstap, de drie andere teksten met de stam pachaz erbij halen.In Rechters 9:4 lezen we: ‘met dat geld huurde Abimelech een legertje gewetenloze avonturiers’ (NBV). Hier wordt de stam pachaz in combinatie gebruikt met het woord rēq, ‘leeg, gewetenloos’. ‘Avonturiers’ (ook in Rechters 11:3) is de weergave voor ’anashīm rēqīm, letterlijk ‘mannen van leegte’ (vergelijk 2 Kronieken 13:7, ‘leeglopers’). Het woord wpochazīm (van de stam pachaz) wordt in de NBV weergegeven met ‘gewetenloze’. In Jeremia 23:32 wordt het woord pachazōt (van de stam pachaz) gekoppeld aan het nomen sjeqer, ‘leugen, vals getuigenis: ‘profeten die misleidende (< sjeqer) dromen profeteren en mijn volk met hun leugens (sjeqerīm) en aanmatigende praatjes (pachazōt) bedriegen’ (NBV). In Sefanja 3:4 wordt de stam pachaz eveneens op profeten betrokken, nu in combinatie met bogdōt, ‘verraad, bedrog: ‘haar profeten zijn gewetenloze (pochazīm) bedriegers (’anshē bogdōt)’ (NBV).

Wat opvalt is dat de vertalingen, zowel de oude als de moderne, worstelen met de stam pachaz: het lukt niet om er een eenduidige betekenis aan te geven. Zo heeft NBV drie duidelijk verschillende weergaven (‘onstuimig’, ‘gewetenloos’, ‘aanmatigende praatjes’).

Toch bieden de drie teksten buiten Genesis 49 een opvallende overeenkomst: de stam pachaz is steeds gekoppeld aan woorden die een moreel laakbare instelling weergeven, zoals ‘leegte’, ‘leugen’, ‘verraad’ of ‘bedrog’. Daarop voortbouwend hebben recente wetenschappelijke studies inderdaad laten zien dat de stam pachaz de betekenis heeft van ‘bedriegen, geslepen zijn’, ‘onbetrouwbaar’, of zoals sommige Bijbelvertalingen weergeven ‘onstabiel’. Gewapend met dit inzicht gaan we nu kijken naar de vergelijking met water.

Wat als water?

Het parallel gebruik van de stam pachaz met bogdōt (‘verraad, bedrog’) in Sefanja 3:4 kan verhelderend werken om de vergelijking met water beter te begrijpen. De stam van dit laatste woord bogdōt is bagad, ‘verraderlijk handelen, verraderlijk verlaten’. Deze stam wordt in Job 6:15 gebruikt voor een vergelijking die overeenkomt met Genesis 49:4: ‘Mijn broeders zijn onbetrouwbaar (bogdōē) als een beek (kemō-nachal), als de waterloop van beken die wegvloeien’ (NBG 1951). Uit de gehele beschrijving in Job 6:15-20 blijkt hoe verraderlijk water en waterstromen in het Nabije Oosten zijn, waardoor mensen bedrogen uitkomen (vers 20): ‘Maar hun vertrouwen wordt beschaamd, daar aangekomen zien ze zich bedrogen’ (NBV).

Bij de vergelijking ‘als water’ is het opnieuw van groot belang om rekening te houden met het verschil tussen ons Nederlandse waterlandschap en het deels woestijnachtige landschap van de Bijbelschrijvers. Water, bronnen en rivieren worden in de Hebreeuwse Bijbel gebruikt als grootheden om iets mee te vergelijken. Zo kan water in de woestijn het beeld zijn van een nieuwe toekomst (bijvoorbeeld Jesaja 41:18, 43:20). Echter, meestal wordt water gebruikt als het beeld voor een vloeibare substantie, die gemakkelijk wegvloeit, verdwijnt, in combinatie met werkwoorden als ‘ver- of uitgieten’, ‘stromen’, ‘storten’, ‘weglopen’ (bijvoorbeeld Deuteronomium 12:16, Jozua 7:5, 2 Samuel 14:14, Hosea 5:10, Amos 5:24, Micha 1:4, Psalm 22:15, Job 11:16).

Water is in het Nabije Oosten een belangrijk element om te overleven. De zekerheid van het voorhanden zijn van water is van levensbelang. Daardoor kan het water ook gebruikt worden in vergelijkingen voor zaken waarop men hoopt en vertrouwt, maar waar dat vertrouwen beschaamd wordt. Dit is het beeld dat in de eerder aangehaalde passage van Job 6:15-20 naar voren komt, waarbij de vrienden van Job vergeleken worden met waterstromen in de woestijn, die onbetrouwbaar blijken te zijn en zomaar kunnen verdwijnen. Dit beeld kan zelfs toegepast worden op God, zoals blijkt uit Jeremia 15:18: ‘U hebt mij teleurgesteld, als een drooggevallen beek, als onbetrouwbaar water’ (NBV21). Waterbeken kunnen bedriegen (kazav) en water kun je niet vertrouwen (lō ne’emanoe); maar water zelf kan ook bedriegen of niet, zoals blijkt uit Jesaja 58:11b: ‘een bron waarvan het water nooit opdroogt (lo-jekazvoe < kazav)’ (NBV), letterlijk ‘water dat niet bedriegt’.

De overeenkomstige vergelijking in Genesis 49:4 ‘pachaz als water’ en Job 6:15 ‘onbetrouwbaar als een beek’ enerzijds, en het feit dat pochazīm en bogdōt, ‘verraad, bedrog’, als parallel begrippenpaar wordt gehanteerd in Sefanja 3:4 anderzijds, laat zien dat deze beide woorden min of meer synoniemen zijn. Verder, het gebruik van de stam pachaz bij ‘mannen van leegte’ (> ‘leeglopers’ > ‘schurken’, NBV21) in Rechters 9:4 en ‘leugens’ in Jeremia 23:32 laat zien dat pachaz sterk met dergelijk negatief gedrag verwant is. Op grond hiervan ligt het voor de hand voor de stam pachaz een betekenis ‘verraden, onbetrouwbaar zijn, bedriegen’ aan te nemen overeenkomstig met de stam bagad (vergelijk Jesaja 21:2, 24:16, 33:1, Psalm 25:3, 59:6, 73:15). Dit sluit goed aan bij hoe Ruben zich als oudste zoon verraderlijk gedragen heeft ten opzichte van zijn vader Jakob, door met diens bijvrouw Bilha te slapen (Genesis 35:22).

Conclusie

Zoals we gezien hebben, werd vanaf de oude vertalingen het woord pachaz in Genesis 49:4 met name geïnterpreteerd vanuit de vergelijking ‘als water’ en niet vanuit het gebruik van de stam pachaz in de Hebreeuwse Bijbel. Hierdoor ontstond een discrepantie tussen de weergave van de stam pachaz in Genesis 49:4 enerzijds en die in Rechters 9:4, Jeremia 23:32 en Sefanja 3:4 anderzijds. Uit het voorgaande kunnen we nu het volgende concluderen:

  • Het misbruik door Ruben moet gezien worden als een greep naar de macht binnen de familie. Het woord pachaz typeert Ruben niet als een impulsief, onstuimig persoon die zichzelf niet in de hand heeft, maar als een onbetrouwbare oudste zoon die een greep deed naar de positie van familiehoofd.
  • Water en beken worden in de Hebreeuwse Bijbel veelal beschreven als bedrieglijk en onbetrouwbaar.
  • De stam pachaz moet als een synoniem van bagad, ‘verraden, on(be)trouw(baar), bedriegen’ gezien worden.

Het werkwoord ‘verraden’ en de daarvan afgeleide vormen ‘verraderlijk’ en ‘verraderlijkheid’, en ‘bedriegen’ en de daarvan afgeleide woorden, passen goed in de besproken teksten als vertaling voor de stam pachaz in het Nederlands. Voor Genesis 49:3-4 is de keuze op de eerste mogelijkheid gevallen en levert dit de volgende weergave op in de NBV21:

‘Ruben, mijn eerstgeborene ben jij,
de eerste vrucht van mijn manlijke kracht,
in fierheid en macht de voornaamste –
maar verraderlijk als water.
Nee, jij zult niet de voornaamste zijn,
want jij hebt je vaders bed ontwijd.
Hij heeft mijn bed beslapen!’

Bij de profeten is in de NBV21 de keuze gevallen op woorden die afgeleid zijn van ‘bedriegen’. Daarmee wordt de aanklacht tegen de valse profeten ook veel concreter, we vinden bij hen niets anders dan leugen en bedrog. Zo lezen we nu in Jeremia 23:32:

‘Ik zal ze straffen – spreekt de HEER –,
die profeten die leugenachtige dromen vertellen,
want met hun leugens en bedrog misleiden ze mijn volk.’

Ook in Sefanja 3:4 zien we dat de aanklacht aangescherpt is, de profeten zijn niet te vertrouwen want het zijn leugenaars en bedriegers:

‘Haar profeten zijn leugenaars en bedriegers,
haar priesters ontwijden wat heilig is
en doen de wet geweld aan.’

Deze kwestie laat zien wat het kan opleveren als vertalingen gebruikmaken van nieuwe wetenschappelijke inzichten.

Dr. R. de Hoop is oudtestamenticus en predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.

Bronvermelding

Raymond de Hoop, ‘Genesis 49:4: verraderlijk als water. Een nieuw inzicht in de NBV21’ in: Met Andere Woorden 40/2 (oktober 2021), 16-25.

Literatuur

  • R.P. Gordon, ‘Targum Onkelos to Genesis 49:4 and a Common Semitic Idiom’ in: Jewish Quarterly Review 66 (1976), 224-226.
  • R. de Hoop, ‘The Meaning of pḥz in Classical Hebrew’ in: Zeitschrift für Althebraistik 10 (1997), 16-26.
  • R. de Hoop, Genesis 49 in its Literary and Historical Context, Oudtestamentische Studiën 39, Leiden 1998.
  • R. de Hoop, ‘1Samuel 20:34a according to 4QSamb (4Q52). An Assessment’ in: Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft 132 (2020), 121-126.
  • H. Jagersma, Genesis 25:12–50:26, Verklaring van de Hebreeuwse Bijbel, Baarn 1996.
  • L. Koehler, W. Baumgartner & J.J. Stamm, The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (HALOT), translation and edition M.E.J. Richardson, Leiden 1994-2000.
  • Ph. Reymond, L’eau, sa vie et sa signification dans l’Ancien Testament, Supplements to Vetus Testamentum 6, Leiden 1958.
  • A.D. Rubin, ‘Genesis 49:4 in Light of Arabic and Modern South Arabian’ in: Vetus Testamentum 59 (2009), 499-502.
  • N.M. Sarna, Genesis, The Jewish Publicity Society Torah Commentary, Philadelphia 5749/1989.
  • H. Seebass, Genesis III: Josephsgeschichte (37,1–50,26), Neukirchen-Vluyn 2000.
  • C. Westermann, Genesis 37-50, Biblischer Kommentar I/3, Neukirchen 1982.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.17.10
Volg ons